ECLI:NL:HR:2021:1762

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 november 2021
Publicatiedatum
25 november 2021
Zaaknummer
20/02920
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak over onroerendezaakbelastingen door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch

In deze zaak heeft het dagelijks bestuur van de Belastingsamenwerking Oost-Brabant beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 16 juli 2020. De zaak betreft een aan belanghebbende opgelegde aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2017, specifiek voor de onroerende zaak gelegen aan [c-straat 1] te [Z]. De belanghebbende, vertegenwoordigd door G. Gieben, heeft een verweerschrift ingediend tegen het cassatieberoep.

De Advocaat-Generaal R.L.H. IJzerman heeft op 4 augustus 2021 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie. Echter, de Hoge Raad heeft de klacht van het Bestuur gegrond verklaard op basis van de gronden die zijn vermeld in een eerder arrest (ECLI:NL:HR:2021:1667) dat aan dit arrest is gehecht. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof vernietigd en de uitspraak van de Rechtbank bevestigd.

De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is gewezen door vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel, A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, M.T. Boerlage en P.A.G.M. Cools, en is openbaar uitgesproken op 26 november 2021.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer20/02920
Datum26 november 2021
ARREST
in de zaak van
het DAGELIJKS BESTUUR VAN DE BELASTINGSAMENWERKING OOST-BRABANT
tegen
[X3] te [Z] (hierna: belanghebbende)
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 16 juli 2020, nr. 19/00690, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant (nr. SHE 18/202) betreffende een aan belanghebbende opgelegde aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Oss voor het jaar 2017 betreffende de onroerende zaak [c-straat 1] te [Z].

1.Geding in cassatie

Het dagelijks bestuur van de Belastingsamenwerking Oost-Brabant (hierna: het Bestuur), vertegenwoordigd door [P], heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een klacht aangevoerd.
Belanghebbende, vertegenwoordigd door G. Gieben, heeft een verweerschrift ingediend.
De Advocaat-Generaal R.L.H. IJzerman heeft op 4 augustus 2021 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie. [1]
Het Bestuur heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van de klacht

De klacht slaagt op de gronden die zijn vermeld in het arrest dat de Hoge Raad vandaag heeft uitgesproken in de zaak met nummer 20/02917 (ECLI:NL:HR:2021:1667), waarvan een geanonimiseerd afschrift aan dit arrest is gehecht.

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- verklaart het beroep in cassatie gegrond,
- vernietigt de uitspraak van het Hof, en
- bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel, A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, M.T. Boerlage en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 26 november 2021.