Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
7 december 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 december 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 4 maart 2020 was gewezen. De zaak betreft een verdachte die is aangeklaagd voor verkrachting en vernieling. Het beroep in cassatie is ingesteld door de verdachte, die werd bijgestaan door zijn advocaat S.F.W. van 't Hullenaar. De advocaat heeft cassatiemiddelen voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht. De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de ingediende klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst van deze beoordeling was dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het gerechtshof. De Hoge Raad heeft in zijn oordeel geen verdere motivering hoeven geven, omdat de klachten niet relevant waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, wat betekent dat de eerdere uitspraak van het gerechtshof in stand blijft. Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, samen met de raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.