ECLI:NL:HR:2021:1864

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 december 2021
Publicatiedatum
9 december 2021
Zaaknummer
19/05586
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de overbrenging van afvalstof 'produced water' van Angola naar Nederland en de toepassing van het Marpol-verdrag

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 december 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure ingesteld door het openbaar ministerie. Het beroep was gericht tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag, economische kamer, van 27 november 2019. De zaak betreft de overbrenging van afvalstof, specifiek 'produced water', van Angola naar Nederland. Het openbaar ministerie stelde dat het hof ten onrechte had geoordeeld dat het tenlastegelegde 'produced water' een stof is die onder het Marpol-verdrag valt. Hierdoor zou het volgens artikel 1.3.a van de EVOA zijn uitgezonderd van de werking van de EVOA. De Hoge Raad heeft de klachten van het openbaar ministerie beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad heeft daarbij verwezen naar een samenhangende zaak, ECLI:NL:HR:2021:1862, en heeft aangegeven dat het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het beroep van het openbaar ministerie verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer19/05586 E
Datum14 december 2021
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag, economische kamer, van 27 november 2019, nummer 22-005089-16, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door het openbaar ministerie. Het heeft bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De raadsman van de verdachte, D.R. Doorenbos, advocaat te Amsterdam, heeft het beroep van het openbaar ministerie tegengesproken.
De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het - mede gelet op het arrest dat de Hoge Raad vandaag heeft uitgesproken in de zaak 19/05584, ECLI:NL:HR:2021:1862 - namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en M. Kuijer, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
14 december 2021.