ECLI:NL:HR:2021:1907

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 december 2021
Publicatiedatum
16 december 2021
Zaaknummer
20/02012
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroepsaansprakelijkheid van een advocaat in cassatie

In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door advocaat N.C. van Steijn, cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De maatschap, vertegenwoordigd door advocaat R.L.M.M. Tan, heeft een verweerschrift ingediend. De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft daarbij geen verdere motivering hoeven geven, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Hoge Raad heeft het beroep van eiser verworpen en eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. De kosten zijn begroot op € 902,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan. De uitspraak is gedaan op 17 december 2021 door de Hoge Raad der Nederlanden, Civiele Kamer, onder leiding van voorzitter M.J. Kroeze en de raadsheren S.J. Schaafsma en F.R. Salomons. De uitspraak is openbaar gemaakt door raadsheer H.M. Wattendorff.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer20/02012
Datum17 december 2021
ARREST
In de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
hierna: [eiser],
advocaat: N.C. van Steijn,
tegen
de maatschap [verweerster],
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: de maatschap,
advocaat: R.L.M.M. Tan.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de vonnissen in de zaak C/15/262145 / HAZA 17-556 van de rechtbank Noord-Holland van 22 november 2017 en 13 juni 2018;
het arrest in de zaak 200.250.538/01 van het gerechtshof Amsterdam van 7 april 2020.
[eiser] heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
De maatschap heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor de maatschap toegelicht door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal G. Snijders strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de maatschap begroot op € 902,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eiser] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren M.J. Kroeze, als voorzitter, S.J. Schaafsma en F.R. Salomons, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer H.M. Wattendorff op
17 december 2021.