ECLI:NL:HR:2021:225

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 februari 2021
Publicatiedatum
11 februari 2021
Zaaknummer
19/04034
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over meerpartijenovereenkomst en ongedaanmakingsverbintenis in schadevergoeding bij geldlening voor vakantieresorts

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 februari 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een geschil over een meerpartijenovereenkomst en de gevolgen van een tekortkoming van een contractspartij. De eisers, gezamenlijk aangeduid als de Maatschap c.s., hebben cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 28 mei 2019. De Maatschap c.s. vorderden schadevergoeding in verband met een geldlening die was verstrekt voor de realisatie van vakantieresorts in het buitenland. De centrale vraag was of er sprake was van een tekortkoming door een bepaalde contractspartij op basis van een letter of intent en op welke contractspartij de ongedaanmakingsverbintenis rustte.

De Hoge Raad heeft de klachten van de Maatschap c.s. beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet konden leiden tot vernietiging van het arrest van het hof. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom het tot dit oordeel kwam, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

In de beslissing heeft de Hoge Raad de Maatschap c.s. veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, en ook Sevilla, de verweerder in cassatie, is in de kosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van Sevilla werden begroot op € 882,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze niet tijdig voldaan werden. De uitspraak van de Hoge Raad bevestigt de eerdere beslissingen van de lagere rechters en onderstreept de complexiteit van de juridische vraagstukken rondom meerpartijenovereenkomsten en de aansprakelijkheid van contractspartijen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer19/04034
Datum12 februari 2021
ARREST
In de zaak van
1. [de maatschap],
gevestigd te [vestigingsplaats],
2. [eiser 2],
wonende te [woonplaats],
3. [eiser 3],
wonende te [woonplaats],
4. [eiser 4],
wonende te [woonplaats],
5. [eiser 5],
wonende te [woonplaats],
6. [eiser 6],
wonende te [woonplaats],
7. [eiser 7],
wonende te [woonplaats],
8. [eiser 8],
wonende te [woonplaats],
9. [eiser 9],
wonende te [woonplaats],
10. [eiser 10],
wonende te [woonplaats],
11. [eiser 11],
wonende te [woonplaats],
12. [eiser 12],
wonende te [woonplaats],
13. [eiser 13],
wonende te [woonplaats],
14. [eiser 14],
wonende te [woonplaats],
15. [eiser 15],
wonende te [woonplaats],
16. [eiser 16],
wonende te [woonplaats],
17. [eiser 17],
wonende te [woonplaats],
18. [eiser 18],
wonende te [woonplaats],
19. [eiser 19],
wonende te [woonplaats],
20. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [eiser 20] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
21. [eiser 21],
wonende te [woonplaats],
22. [eiser 22],
wondende te [woonplaats],
23. [eiser 23],
wonende te [woonplaats],
24. [eiser 24],
wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie, verweerders in het incidentele cassatieberoep,
hierna gezamenlijk: de Maatschap c.s.,
advocaten: B. Winters en G.J. Harryvan,
tegen
1. SEVILLA BEHEER B.V.,
gevestigd te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder,
VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het incidentele cassatieberoep,
hierna: Sevilla,
advocaat: F.E. Vermeulen,
2. [verweerster 2],
zonder bekende woon- of verblijfplaats in of buiten Nederland,
3. JEWEL INVESTMENTS HOLDING B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTERS in cassatie,
hierna gezamenlijk: [verweersters 2 en 3],
niet verschenen.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de vonnissen in de zaak C/05/266365/HZ ZA 14-257 van de rechtbank Gelderland van 15 oktober 2014, 21 oktober 2015 en 6 april 2016;
de arresten in de zaak 200.189.310 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 13 december 2016 en 28 mei 2019.
De Maatschap c.s. hebben tegen het arrest van het hof van 28 mei 2019 beroep in cassatie ingesteld.
Sevilla heeft incidenteel cassatieberoep ingesteld.
[verweersters 2 en 3] hebben geen verweerschrift ingediend.
De Maatschap c.s. en Sevilla hebben over en weer een verweerschrift tot verwerping van het beroep ingediend.
De zaak is voor de Maatschap c.s. en Sevilla toegelicht door hun advocaten, voor Sevilla mede door G.P. Oosterhoff.
De conclusie van de Advocaat-Generaal G.R.B. van Peursem strekt tot niet-ontvankelijk verklaring van het principale beroep tegen [verweersters 2 en 3], tot verwerping van het principale beroep tegen Sevilla, en tot verwerping van het incidentele beroep.
De advocaten van de Maatschap c.s. en van Sevilla hebben schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van de middelen in het principale en in het incidentele beroep

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
in het principale beroep:
  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt de Maatschap c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Sevilla begroot op € 882,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien de Maatschap c.s. deze niet binnen veertien dagen na heden hebben voldaan, en tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweersters 2 en 3] begroot op nihil;

in het incidentele beroep:

  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt Sevilla in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Maatschap c.s. begroot op € 68,07 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien Sevilla deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter en de raadsheren G. Snijders, M.J. Kroeze, C.H. Sieburgh en F.J.P. Lock, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.J. Kroeze op
12 februari 2021.