ECLI:NL:HR:2021:24
Hoge Raad
- Artikel 80a RO-zaken
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot herziening van een eerder arrest inzake inkomstenbelasting
In deze zaak heeft de Hoge Raad der Nederlanden op 8 januari 2021 uitspraak gedaan over een verzoek tot herziening van een eerder arrest. Het verzoek was ingediend door [X] te [Z], hierna aangeduid als belanghebbende, tegen de Staatssecretaris van Financiën. Dit verzoek betrof de herziening van het arrest van de Hoge Raad van 15 mei 2020, nummer 19/05066, ECLI:NL:HR:2020:856, dat betrekking had op de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2011.
De Hoge Raad heeft het verzoek tot herziening beoordeeld en de procureur-generaal bij de Hoge Raad kreeg de gelegenheid om een advies uit te brengen. Na beoordeling kwam de Hoge Raad tot de conclusie dat het verzoek tot herziening duidelijk niet kon slagen. Daarom heeft de Hoge Raad besloten om het verzoek zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals voorzien in artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing werd genomen door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, samen met de raadsheren P.M.F. van Loon en J.A.R. van Eijsden, en werd in het openbaar uitgesproken op 8 januari 2021.