ECLI:NL:HR:2021:268

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 februari 2021
Publicatiedatum
18 februari 2021
Zaaknummer
20/01156
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over huurovereenkomst met voorkeursrecht van koop en uitleg van de overeenkomst

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 februari 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door Magazijn De Bijenkorf B.V. tegen verschillende vennootschappen van CBRE. De Bijenkorf, vertegenwoordigd door advocaat R.T. Wiegerink, had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De zaak betreft een huurovereenkomst met een voorkeursrecht van koop, waarbij de uitleg van de overeenkomst centraal staat. De Hoge Raad heeft de klachten van De Bijenkorf over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft daarbij geen motivering hoeven geven, omdat de vragen die aan de orde waren niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het beroep van De Bijenkorf verworpen en haar veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 6.971,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer20/01156
Datum19 februari 2021
ARREST
In de zaak van
MAGAZIJN DE BIJENKORF B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
EISERES tot cassatie,
hierna: De Bijenkorf,
advocaat: R.T. Wiegerink,
tegen
1. CBRE DHC DEN HAAG (Grote Marktstraat B) B.V.,
gevestigd te Schiphol,
2. CBRE DEN HAAG (Gedempte Gracht) B.V.,
gevestigd te Schiphol,
3. CBRE DHC HOLDING II B.V.,
gevestigd te Schiphol,
4. IEF CAPITAL BERLAGE HB I B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
5. CBRE DHC ROTTERDAM (Coolsingel) B.V.,
gevestigd te Schiphol,
6. CBRE DHC Rotterdam (Aert van Nesstraat) B.V.,
gevestigd te Schiphol,
7. CBRE DHC Holding I B.V.,
gevestigd te Schiphol,
8. IEF Capital Berlage Noord B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTERS in cassatie,
hierna: CBRE c.s.,
advocaten: B.T.M. van der Wiel, R.P.J.L. Tjittes en aanvankelijk tevens P.J. Tanja.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
het vonnis in de zaak C/09/546862 / HA ZA 18-113 van de rechtbank Den Haag van 28 maart 2018 en het vonnis in de zaak C/10/543756 / HA ZA 18-96 van de rechtbank Rotterdam van 19 september 2018;
het arrest in de zaken 200.251.786/01 en 200.253.058/01 van het gerechtshof Den Haag van 24 december 2019.
De Bijenkorf heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
CBRE c.s. hebben een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, voor CBRE c.s. mede door T. van Tatenhove.
De conclusie van de Advocaat-Generaal W.L. Valk strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van De Bijenkorf heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt De Bijenkorf in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van CBRE c.s. begroot op € 6.971,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien De Bijenkorf deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, H.M. Wattendorff en A.E.B. ter Heide, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.J. Kroeze op
19 februari 2021.