Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- het tussenvonnis van 7 november 2017 van de kantonrechter te Rotterdam, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- de producties 17, 18 en 19 van De Bijenkorf;
- de akte inhoudende producties van 13 december 2012 van IEF Noord;
- het proces-verbaal van mondelinge uitspraak ex artikel 30p Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van 21 december 2017 van de kantonrechter te Rotterdam, inhoudende verwijzing van de zaak naar de meervoudige kamer voor andere zaken dan kantonzaken;
- de akte inbrengen producties van 4 juli 2018 van De Bijenkorf;
- de akte overlegging producties van 4 juli 2018 van CBRE Rotterdam c.s.;
- de akte inbrengen producties van 4 juli 2018 van De Holding;
- de akte overleggen producties van 20 juni 2018 van IEF Noord;
- het faxbericht van 27 juni 2018 van IEF Noord, met één productie;
- de spreekaantekeningen van De Bijenkorf;
- de spreekaantekeningen van de CBRE Rotterdam c.s.;
- de spreekaantekeningen van De Holding;
- de spreekaantekeningen van IEF Noord;
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 4 juli 2018;
- de brief van 23 juli 2018 van De Bijenkorf;
- de brief van 25 juli 2018 van de Holding;
- de brief van 25 juli 2018 van IEF Noord.
2.De vaststaande feiten
3.De vordering en de grondslag daarvan
‘materieel tot een vergelijkbaar gevolg leidt’
4.Het verweer
5.De beoordeling
doorde verhuurder. IEF c.s. mocht er dan ook op vertrouwen dat het voorkeursrecht niet zou worden getriggerd bij een aandelentransactie als de onderhavige waarbij de verhuurder niet was betrokken en er geen wijziging optrad in de verhouding huurder-verhuurder. In dit verband is mede van belang dat in de identiteit van de verhuurder in beginsel geen wijziging tot stand zou kunnen komen zonder het voorkeursrecht te triggeren. Een herstructurering waarbij het door de oorspronkelijke verhuurder gehouden onroerend goed in diverse andere vennootschappen zou worden ondergebracht, was derhalve slechts mogelijk met medewerking van De Bijenkorf.
a. voor CBRE Rotterdam c.s. (gezamenlijk) € 11.606,-
b. voor De Holding € 11.606,-
c. voor IEF Noord € 11.606,-
6.De beslissing
a. CBRE Rotterdam c.s. (gezamenlijk) € 11.606,-
b. De Holding € 11.606,-
c. IEF Noord € 11.606,-