ECLI:NL:HR:2021:624

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 april 2021
Publicatiedatum
19 april 2021
Zaaknummer
20/03889
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een vonnis in de Arnhemse Villamoord

Op 20 april 2021 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan op een aanvraag tot herziening van een vonnis van de rechtbank te Arnhem, gedateerd 29 december 1999. De aanvraag tot herziening was ingediend door P.B.A. Acda, advocaat te Roermond, namens de zuster van de overleden verdachte, die in 2000 is overleden. De rechtbank had de verdachte destijds veroordeeld voor medeplegen van diefstal met geweld, wat resulteerde in een gevangenisstraf van acht jaren. Echter, het gerechtshof te Arnhem heeft op 21 augustus 2000 de eerdere uitspraak vernietigd en het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van de verdachte, omdat deze op 3 augustus 2000 was overleden.

De Hoge Raad oordeelde dat de aanvraag tot herziening niet kon leiden tot een herziening van de uitspraak, omdat de uitspraak waarvan herziening was gevraagd geen onherroepelijke veroordeling betrof. Dit was in strijd met artikel 457 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), waardoor de Hoge Raad het verzoek niet in behandeling kon nemen. De advocaat-generaal A.E. Harteveld had geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de herzieningsaanvraag, waarop de raadsman van de aanvraagster schriftelijk had gereageerd. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad de aanvraag tot herziening niet-ontvankelijk.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer20/03889 H
Datum20 april 2021
ARREST
op een aanvraag tot herziening van een vonnis van de rechtbank te Arnhem van 29 december 1999, nummer 05-072607-99, ingediend door P.B.A. Acda, advocaat te Roermond,
namens
[aanvraagster],
zuster van [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969, overleden te [plaats] op 3 augustus 2000,
hierna: de aanvraagster.

1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd

1.1
De rechtbank heeft [verdachte] veroordeeld voor, kort gezegd, medeplegen van diefstal met geweldpleging tegen twee personen die de dood van een persoon ten gevolge heeft, tot een gevangenisstraf van acht jaren.
1.2
Het gerechtshof te Arnhem heeft bij onherroepelijk geworden arrest van 21 augustus 2000 de uitspraak waarvan herziening is gevraagd, vernietigd en het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van [verdachte] omdat is gebleken dat [verdachte] op 3 augustus 2000 is overleden.

2.De aanvraag tot herziening

De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

3.De conclusie van de advocaat-generaal

3.1
De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de herzieningsaanvraag.
3.2
De raadsman van de aanvraagster heeft daarop schriftelijk gereageerd.

4.Beoordeling van de aanvraag

De aanvraag kan niet tot herziening leiden omdat de uitspraak waarvan herziening is gevraagd – als gevolg van de onder 1.2 vermelde vernietiging van dat vonnis van de rechtbank en de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging – geen onherroepelijke veroordeling betreft en daarom geen uitspraak in de zin van artikel 457 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) is. Het gevolg daarvan is – gelet op artikel 465 lid 1 Sv – dat de Hoge Raad het verzoek niet in behandeling kan nemen.

5.Beslissing

De Hoge Raad verklaart de aanvraag tot herziening niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend, A.L.J. van Strien, M.J. Borgers en M. Kuijer, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
20 april 2021.