In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door zijn advocaat K. Aantjes, cassatie ingesteld tegen een arrest van het hof. De verweerders, die niet verschenen zijn, hebben verstek laten verlenen. De Hoge Raad heeft de klachten van eiser over het arrest van het hof beoordeeld. De Hoge Raad verwijst naar eerdere arresten, waaronder het arrest van 13 juli 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1174) en een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 14 april 2020. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten van eiser niet kunnen leiden tot vernietiging van het hofarrest. Dit oordeel behoeft geen verdere motivering, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep en veroordeelt eiser in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerders op nihil zijn begroot. Het arrest is gewezen op 30 april 2021 en openbaar uitgesproken door raadsheer M.J. Kroeze.