Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[geïntimeerde 1] ,wonende te [woonplaats] ,
[geïntimeerde 2] ,wonende te [woonplaats] ,
1.Het geding
2.Beoordeling van het hoger beroep na cassatie en verwijzing
Wij verzoeken u de inhoud van deze bescheiden goed door te nemen, en ons direct te informeren indien er iets naar uw mening niet correct in staat”.
De rechtbank zal echter niet het gevorderde bedrag van € 79.350,00 toewijzen, maar de gevorderde boete matigen tot het in artikel 10 van de koopovereenkomst overeengekomen bedrag van € 57.500,00, zijnde 10% van de overeengekomen koopprijs. De rechtbank acht het naar objectieve maatstaven beschouwd niet redelijkheid om het hogere bedrag toe te wijzen. Zoals [geintimeerden c.s.] ook hebben aangevoerd, is het in de gegeven omstandigheden buitensporig om de boete toe te wijzen tot de datum waarop [appellant] de overeenkomst heeft ontbonden, 24 september 2012. De rechtbank stelt hierbij voorop dat zij haar bevoegdheid tot matiging op grond van vaste jurisprudentie terughoudend dient toe te passen. In het onderhavige geval staat echter vast dat [appellant] zelf invloed heeft gehad op de hoogte van de contractuele boete door het moment tot waar deze door hem wordt gevorderd zelf te bepalen. Immers, doordat hij zijn advocaat pas op 3 september 2012 een ingebrekestelling aan [geintimeerden c.s.] heeft laten sturen en hen daarbij andermaal een termijn van drie weken heeft gegeven om alsnog na te komen, heeft hij de omvang zelf bepaald. Het hiermee gepaard gaande tijdsverloop kan in redelijkheid niet voor rekening van [geintimeerden c.s.] komen, te minder nu uit de berichtgeving van [geintimeerden c.s.] en de makelaar van [appellant] al ruim voor 1 augustus 2012 aan [appellant] duidelijk moet zijn geweest dat [geintimeerden c.s.] niet (tijdig) zouden nakomen.”
€ 57.500,-- , vermeerderd met de wettelijke rente over het toegewezen bedrag met ingang van 23 november 2012 tot de dag van volledige betaling.