Uitspraak
1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie
De griffier van de Hoge Raad heeft in het digitaal dossier van belanghebbende een bericht van 3 december 2020 geplaatst waarbij belanghebbende in de gelegenheid wordt gesteld dat verzuim binnen zes weken na de dagtekening van dat bericht te herstellen. Die termijn eindigde op 14 januari 2021. Volgens het digitale systeem van de Hoge Raad had belanghebbende op 3 december 2020 toegang tot het digitale dossier. Op grond hiervan neemt de Hoge Raad aan dat het hiervoor bedoelde bericht op 3 december 2020 voor belanghebbende toegankelijk is geworden, zodat belanghebbende geacht moet worden dit bericht te hebben ontvangen, en wel, gelet op artikel 8:36c, lid 4, Awb, op 3 december 2020.
Belanghebbende heeft van de hiervoor bedoelde gelegenheid geen gebruik gemaakt.
Op 14 maart 2021 heeft de Hoge Raad via het webportaal een brief van belanghebbende ontvangen met een nader verzoek om uitstel voor het indienen van de gronden van het beroep. Aangezien die brief na afloop van de daartoe gestelde termijn is ingediend, laat de Hoge Raad dit stuk buiten beschouwing.
Gelet op het vorenstaande zal de Hoge Raad het beroep in cassatie met toepassing van artikel 6:6 Awb niet-ontvankelijk verklaren.