ECLI:NL:HR:2021:717
Hoge Raad
- Artikel 80a RO-zaken
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van het verzoek tot herziening in belastingzaken
In deze zaak heeft de Hoge Raad der Nederlanden op 7 mei 2021 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek tot herziening van een eerder arrest. Het verzoek was ingediend door [X] te [Z], hierna aangeduid als belanghebbende. De Hoge Raad heeft het verzoek tot herziening beoordeeld en de procureur-generaal bij de Hoge Raad kreeg de gelegenheid om een advies uit te brengen over de ontvankelijkheid van het verzoek. Na zorgvuldige overweging is de Hoge Raad tot de conclusie gekomen dat het verzoek tot herziening duidelijk niet kan slagen. Daarom heeft de Hoge Raad besloten om het verzoek zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals voorzien in artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Daarnaast heeft de Hoge Raad in deze uitspraak ook de proceskosten beoordeeld. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken, wat betekent dat de kosten voor deze procedure niet aan de belanghebbende worden opgelegd. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken, waarbij de raadsheer P.M.F. van Loon als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren E.F. Faase en J.A.R. van Eijsden. De waarnemend griffier E. Cichowski was ook aanwezig tijdens de uitspraak.