ECLI:NL:HR:2021:945

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 juni 2021
Publicatiedatum
16 juni 2021
Zaaknummer
20/01052
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over executoriaal beslag door de Ontvanger en gezag van gewijsde

In deze zaak heeft [eiser], wonende te [woonplaats], beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 24 december 2019. De Ontvanger van de Belastingdienst, kantoorhoudende te Zwolle, heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. Beide partijen hebben verweerschriften ingediend. De zaak is behandeld door de Hoge Raad, waarbij de conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het principale cassatieberoep. De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Het incidentele beroep behoeft geen behandeling, omdat het afhankelijk was van de uitkomst van het principale beroep.

In de beslissing heeft de Hoge Raad het principale beroep verworpen en [eiser] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de Ontvanger zijn begroot op € 2.830,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien [eiser] deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak heeft voldaan. Dit arrest is gewezen op 18 juni 2021 en openbaar uitgesproken door raadsheer M.J. Kroeze.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer20/01052
Datum18 juni 2021
ARREST
In de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie, verweerder in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,
hierna: [eiser],
advocaat: Y.E.J. Geradts,
tegen
DE ONTVANGER VAN DE BELASTINGDIENST,
kantoorhoudende te Zwolle,
VERWEERDER in cassatie, eiser in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,
hierna: de Ontvanger,
advocaten: J.W.H. van Wijk en J.W. de Jong.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de vonnissen in de zaak C/08/191283/ HA ZA 16-404 van de rechtbank Overijssel van 2 november 2016 en 15 maart 2017;
de arresten in de zaak 200.230.828/01 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 4 juni 2019 en 24 december 2019.
[eiser] heeft tegen het arrest van het hof van 24 december 2019 beroep in cassatie ingesteld.
De Ontvanger heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld.
Partijen hebben over en weer een verweerschrift tot verwerping van het beroep ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het principale cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel in het principale beroep

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
Het incidentele beroep, dat is ingesteld onder de voorwaarde dat het middel in het principale beroep tot vernietiging van het arrest van het hof leidt, behoeft gelet op hetgeen hiervoor is overwogen geen behandeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het principale beroep;
  • veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Ontvanger begroot op € 2.830,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eiser] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.H. Sieburgh, als voorzitter, A.E.B. ter Heide en S.J. Schaafsma, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.J. Kroeze op
18 juni 2021.