5.1Algemeen directeur
Zoals onder 1. Algemeen reeds aangegeven zijn de taken en bevoegdheden van de algemeen directeur vastgelegd in artikel VI.31 van de statuten zoals deze gelden met ingang van 1 januari 2004. Dit behoeft geen nadere uitleg.
In navolging van artikel VI.31 lid 4b is in overleg met de RvC vastgelegd dat de algemeen directeur tot een bedrag van € 4,5 miljoen (exclusief belastingen) zelfstandig de bevoegdheid heeft te acquireren. Er dient aan de acquisitie een haalbaarheidsstudie ten grondslag te liggen die besproken en unaniem is goedgekeurd door het DT. Acquisities boven € 4,5 miljoen (exclusief belastingen) dienen altijd, na goedkeuring door DT, aan de RvC te worden voorgelegd.
> De notitie ‘werkafspraken inzake verwervingen/vervreemding’ d.d. 14 sept. 2004 [DOC348]:
Aanleiding
Volgens de statuten van de vereniging kan de directeur pas besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van registergoederen na het verkrijgen van toestemming van de raad van commissarissen. Jaarlijks machtigt de raad van commissarissen de directeur tot het verwerven van registergoederen passend binnen het verwervingsbeleid als vastgesteld binnen de ondernemingsplanning...
De directeur informeert de raad per bijeenkomst over verwervingen en de condities waaronder deze tot stand komen. Ook ontvangen de leden van de RvC overzichten met projecten die verworven worden.
Bij brief van 30 april 2004 van de heer [betrokkene 6] stelt deze de bovengeschetste procedure ter discussie... Kern van de brief van de heer [betrokkene 6] is dat de RvC thans onvoldoende zicht heeft op de aangegane verplichtingen maar hiervoor wel de verantwoordelijkheid draagt.
Voorstel voor een procedure verwerving onroerende goederen
Onderscheid wordt gemaakt op basis van de hoogte van het investeringsbedrag en de eventuele betrokkenheid van derde partijen.
Ad 1 Acquisities tot 4,5 miljoen euro kunnen door de directeur gedaan worden zonder voorafgaande toestemming van de RvC... De directeur probeert, indien mogelijk, de RvC vooraf te informeren over de voorgenomen acquisitie. Indien dit niet lukt wordt de RvC achteraf geïnformeerd en geeft de directeur een toelichting op de argumenten en overwegingen bij de acquisitie.
Ad 2. Acquisities boven 4,5 miljoen euro worden altijd voorgelegd aan de RvC.
> De notulen van de vergadering van de raad van commissarissen van [A] d.d. 20 september 2004 [DOC 352]:
06. Rol en verantwoording raad van commissarissen
[verdachte] geeft aan dat hij alle projecten die tot nu toe gelopen zijn, heeft voorgelegd aan de commissarissen. Naar aanleiding van de brief van de heer [betrokkene 6] heeft hij voorliggend voorstel gemaakt. Dit voorstel heeft betrekking op de acquisitie, het gaat niet om projectomvang. De commissarissen kunnen zich vinden in het voorstel.
Besluit 26: de commissarissen machtigen de directeur om acquisities tot 4,5 miljoen euro zonder voorafgaande toestemming van de raad van commissarissen te doen. Acquisities boven 4,5 miljoen euro worden altijd voorgelegd aan de raad van commissarissen. Tevens machtigt de raad van commissarissen de directeur tot het vervreemden van onroerende goederen tot een bedrag van 4,5 miljoen euro, dan wel passend binnen het vastgestelde verkoopbeleid van woningen.
Verklaringen van de leden van de raad van commissarissen:
> De verklaring van getuige [betrokkene 2] [G.47.01]:
In oktober 2005 ben ik lid van de RvC van [A] geworden. Voor de vergadering van de RvC werd een agenda opgesteld. Die werd opgesteld in gesprekken tussen de bestuurder en de voorzitter van de RvC. De bestuurder was structureel aanwezig bij de vergaderingen. De laatste jaren waren ook [betrokkene 3] en [betrokkene 4] aanwezig in hun rol als DT-lid.
Om naar behoren te kunnen functioneren als lid van de RvC moest je goede input krijgen vanuit de werkorganisatie. Vanuit de werkorganisatie moest aangetoond worden waarom investeringen nuttig waren voor [A] . Een financiële doorrekening en een bouwkundige beoordeling moesten aanwezig zijn. Wat we aan stukken gepresenteerd kregen verschilde soms wel eens. Dat varieerde van twee A4-tjes tot dikke documenten. Daarnaast kregen we een toelichting op de stukken door de bestuurder [verdachte] .
De plannen zoals die ons door de bestuurder waren voorgelegd en op grond waarvan wij als RvC besluiten namen, werden uitgevoerd conform die besluitvorming, in dat opzicht behielden wij het vertrouwen. Er waren elke vergadering van de RvC uitgebreide rapportages met daarin de stand van zaken van alle projecten.
Mij wordt de verklaring van [medeverdachte 3] voorgehouden dat hij aan [verdachte] geld heeft toegeschoven. Ik begrijp dat [verdachte] geld heeft gehad van [medeverdachte 3] . Ik had het totaal niet verwacht en vertrouwde [verdachte] volledig. Anders hadden we als RvC ook eerder ingegrepen. Ik was als lid van de RvC niet akkoord gegaan met projecten als ik geweten had dat [verdachte] hiervoor geld toegeschoven kreeg buiten [A] om.
> De verklaring van getuige [betrokkene 2] [G.47.02]:
De taak van de RvC bij [A] was het bewaken van processen. Dit deed de RvC aan de hand van informatie die het voor de vergadering kreeg. Die stukken werden voorbereid door de werkorganisatie en onder verantwoordelijkheid van [verdachte] aan de RvC verstrekt. De informatie zat bij de voorbereidende stukken voor de RvC-vergadering. De laatste tijd kwam dat via de iPad binnen. Het waren uitgebreide notities waarin allerlei relevante aspecten voor de besluitvorming aan de orde kwamen.
> De verklaring van getuige [betrokkene 5] [G.48.01]:
Vanaf 2006 ben ik lid van de RvC van [A] . We kregen een periodieke rapportage per kwartaal waar alle activiteiten opstonden van onderhandelingen toten met uitvoering. Die rapportage kregen we via de agenda van de vergadering van de RvC. De directeur-bestuurder verzorgde die rapportage.
Tijdens de vergadering lag de documentatie voor ons en daarin werd alles in grote lijnen gevisualiseerd en toegelicht door de directeur-bestuurder. Er werden vragen gesteld door de commissarissen en daarna werd een besluit genomen en goedkeuring gegeven.
Ik was als RvC-lid niet akkoord gegaan met projecten als ik geweten had dat [verdachte] hiervoor geld kreeg toegeschoven buiten [A] om. Ik zou hem op staande voet hebben ontslagen.
> De verklaring van getuige [betrokkene 6] [G.49.01]:
Ik ben lid van de RvC van [A] geworden toen [verdachte] directeur werd. Ik ben tot ongeveer 2009 lid geweest.
[verdachte] kwam met een voorstel tijdens de vergadering van de RvC. Aan de hand van de discussie in de RvC werd dan besloten. Bij de uitnodiging voor de vergadering zaten de notulen van de vorige vergadering en een aankondiging van projecten. Dan werd dat tijdens de vergadering over gesproken.
[verdachte] gaf tijdens de vergadering toelichtingen op projecten, onderhoud en personeelszaken.
Als ik geweten had als RvC-lid dat [verdachte] geld kreeg toegeschoven was ik niet akkoord gegaan met projecten maar was ik opgestapt.
> De verklaring van getuige [betrokkene 7] e/v [betrokkene 8] [G.50.01]:
In 1997 ben ik lid van de RvC van [A] geworden. Ik ben dat geweest tot half maart 2010. In 1998 of 1999 ben ik voorzitter geworden van de RvC. Wij hadden zesmaal per jaar een vergadering. Van tevoren werd de agenda met stukken toegezonden. We bespraken alle dingen en namen besluiten als dat nodig was. [verdachte] was altijd aanwezig. Hij voerde meestal het woord. Hij liep alle agendapunten door en gaf daar een toelichting op. De agenda van de RvC werd door de organisatie opgesteld. De commissarissen stelden wat vragen en [verdachte] gaf daar antwoord op. [verdachte] gaf altijd aan dat hij erg enthousiast was over de projecten. Als er een vraag was over de haalbaarheid van de projecten, kwam er een verhaal met onderliggende documenten of een verwijzing naar onderliggende berekeningen. De RvC werd daarmee overtuigd om in te stemmen met investeringen. Ik had absoluut vertrouwen in de directeur-bestuurder. In de praktijk bepaalde [verdachte] grotendeels de agenda van de RvC. [verdachte] had een grote stem tijdens de vergaderingen. Hij was van alles op de hoogte en dat gaf ons vertrouwen in de plannen. Ik wist niet dat [medeverdachte 3] geld toeschoof aan [verdachte] voor projecten met [A] . Ik vind dat idioot.
> De verklaring van getuige [betrokkene 9] [G.63.01]:
Ik ben in mei 2010 benoemd als lid van de RvC. Wij kregen ruim op tijd de informatie voor de vergaderingen toegestuurd. Soms ontbrak er informatie in relatie tot een bepaald probleem. Ik had vertrouwen in de directeur-bestuurder omdat hij deskundig was en ook omdat deskundigheid werd ingeschakeld waar dit nodig was.
Een directeur-bestuurder benadeelt de vereniging [A] als een project duurder wordt aangekocht. Als het kopen van een project goedkoper kan hoort dat ook hierbij ongeacht de kengetallen.
> De verklaring van getuige [betrokkene 9] [G.63.03]:
Ik wist niet dat [medeverdachte 3] aan [verdachte] per project geld heeft toegeschoven. Ik vind dit onacceptabel en begrijp dat [A] hierin is benadeeld. Ik ben zeer teleurgesteld in de directeur.
(...)
> De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 12 december 2017:
Ik ben in oktober 2001 aangesteld als directeur-bestuurder bij woningbouwvereniging [A] . Aan mij was door de raad van commissarissen van [A] een mandaat verleend om registergoederen te verwerven. De achterliggende gedachte was dat ik slagvaardig moest kunnen optreden. Van 2001 tot 2004 was ik onbeperkt bevoegd dat te doen en tussen 2004 en 2008 is mijn bevoegdheid om zonder voorafgaande toestemming van de raad van commissarissen namens [A] registergoederen te verwerven begrensd tot een bedrag van 4.500.000,-- euro. De notitie van 14 september 2004 die aan die begrenzing ten grondslag lag is door mij opgesteld. De raad van commissarissen vond het niet nodig dat het managementteam unaniem instemde met een acquisitie. Die eis is toen vervallen. Tijdens de vergaderingen van de raad van commissarissen legde ik uit welke acquisities waren gedaan. Vanaf 2008 toen [betrokkene 3] en [betrokkene 4] deel gingen uitmaken van het directieteam, waren zij ook bij vergaderingen aanwezig.
Bij [A] waren twee projectmanagers in dienst. Zij onderhielden de contacten met de marktpartijen met wie [A] in zee was gegaan.
Het klopt dat ik vaak de eerste acquisitie gesprekken voerde met marktpartijen. Na het eerste gesprek nam ik de beslissing of we met die marktpartij verder gingen. Dat was zo vastgelegd in het beleidsplan. Ik wilde betrokken zijn bij de keuze van de architect en de aannemer. Ik zag daar scherp op toe.
Het eerste contact met [betrokkene 1] en [medeverdachte 3] was toen zij een project aanboden met betrekking tot een school in Breda. Zij kwamen toen samen bij mij op kantoor.
(...)
In het bijzonder t.a.v. feit 1 (project [a-straat] ):
> De verklaring van getuige [betrokkene 10] [G.11.01]:
[betrokkene 23] en ik zijn ons 10 jaar geleden gaan toeleggen op het ontwikkelen van kwaliteitsappartementen. Wij wisten dat Postkantoren B.V. op den duur de nodige locaties zou gaan verkopen. Dit zijn perfecte locaties om appartementen te ontwikkelen. Wij hebben in 2004/2005 het postkantoor aangekocht in Terneuzen aan de [a-straat] . In de onderhandelingen met de gemeente Terneuzen gaf de gemeente aan ook het naastliggende gebied van het postkantoor mee te nemen in de ontwikkeling van ongeveer 100 appartementen. Op dat naastliggende gebied stond een sporthal. Wij hebben […] architecten een studie laten uitvoeren naar de mogelijkheden van de locatie (zie DOC 277: “studie ontwikkelingsmogelijkheden [a-straat] Terneuzen 4-11-2004”). De gemeente Terneuzen stemde in met deze architect.
Omdat Terneuzen een groot project werd en om de risico’s te delen hebben wij contact gezocht met aannemer [I] . [I] verwees ons naar een woningbouwvereniging. Ik heb toen contact gezocht met [verdachte] , directeur van woningbouwvereniging [A] , en heb op 23 juni 2005 met hem gesproken. Verder was niemand van [A] bij dat gesprek aanwezig. Ik heb het plan aan hem gepresenteerd. Ik heb het aangeboden en gevraagd of hij bereid was het plan geheel of gedeeltelijk over te nemen. [verdachte] wilde het plan geheel overnemen en zelf zijn architect kiezen. Dat was architect [betrokkene 24] uit Eindhoven.
[verdachte] gaf mij aan dat ik verder zaken moest doen met [medeverdachte 3] . Met [medeverdachte 3] moest ik het regelen. Ik kende [medeverdachte 3] niet en kreeg zijn telefoonnummer van [verdachte] . Ik heb telefonisch contact gezocht met [medeverdachte 3] en we hebben een afspraak gemaakt. We hebben toen kennis gemaakt met [medeverdachte 3] en [betrokkene 1] . Wij hebben een plan gepresenteerd dat klaar was en waaraan de gemeente Terneuzen meewerkte. Omdat het plan klaar was heb ik ook een prijs kunnen noemen; ik dacht 2,6 miljoen euro.
Mij wordt gevraagd welke werkzaamheden zijn uitgevoerd door [medeverdachte 3] en [betrokkene 1] . In onze waarneming geen enkele andere werkzaamheid dan het voorbereiden van de transactie bij de notaris. Er is tussen onze aanbieding van het traject en de overdracht van de locatie niet ontwikkeld in het project. We hadden zonder meer de onderhandelingen met [A] kunnen doen en ik ben er van overtuigd dat [A] dan goedkoper uit zou zijn geweest.
> Het relaas van verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 8] [AMB.004]:
Ten overstaande van ons werd een verklaring afgelegd door [betrokkene 10] . Hij gaf uitleg omtrent het tijdsverloop betreffende de verkoop van het postkantoor en het sporthalcomplex in Terneuzen en baseerde zich daarbij op de aantekening in de agenda van 2005 die hij bij zich had. Zakelijk weergegeven verklaarde [betrokkene 10] onder meer dat:
• Op 23 juni 2005 om 16.00 uur het eerste gesprek met [verdachte] heeft plaatsgevonden.
• [verdachte] in dat eerste gesprek op 23 juni 2005 volledig werd geïnformeerd over het plan en de locatie. In dat gesprek zegt [verdachte] tegen [betrokkene 10] geïnteresseerd te zijn in het project maar dat [betrokkene 10] maar met [medeverdachte 3] contact op moest nemen. [betrokkene 10] kende [medeverdachte 3] niet.
• Het eerste telefonisch contact met [medeverdachte 3] is geweest op 24 augustus 2005. Op 5 september 2005 was de eerste afspraak met [medeverdachte 3] .
• [betrokkene 1] altijd aanwezig was bij de besprekingen tussen [betrokkene 10] en [medeverdachte 3] .
• Op 8 november 2005 de B.V.’s van [medeverdachte 3] en [betrokkene 1] een bod doen op het project.
• Op 18 november 2005 het bod wordt besproken door [betrokkene 10] enerzijds en [medeverdachte 3] en [betrokkene 1] anderzijds.
• Het tijdens de onderhandelingen ging het over de garantie die normaliter wordt opgenomen in het koopcontract. [medeverdachte 3] verklaarde tijdens deze onderhandelingen dat er geen garantie gesteld hoefde te worden omdat de woningbouwcorporatie [A] toch garant stond.
• Op 8 februari 2006 de B.V. van [medeverdachte 3] zich terug trekt. De koper wordt [medeverdachte 2] , een B.V. van [medeverdachte 3] en [betrokkene 1] . [...]
> De verklaring van getuige [betrokkene 10] , afgelegd bij de rechter-commissaris:
Wij, [B] B.V., hebben het postkantoor aan de [a-straat] gekocht waarin we appartementen wilden realiseren. Ik werd verwezen naar [A] in [plaats] . Ik ben vervolgens naar [verdachte] gegaan en heb hem gesproken op zijn kamer op het kantoor. Hij was enthousiast en zei dat ik zaken moest doen met [medeverdachte 3] en diens partner [ [betrokkene 1] ]. Ze zaten daar in het verlengde van [A] .
> De verklaring van getuige [betrokkene 25] [G.19.02]:
Met betrekking tot het project [a-straat] te Terneuzen heb ik een brief gezien van [medeverdachte 2] van 8 november 2005. In die brief stond een aanbieding van 2,7 miljoen euro. Daarbij was gemeld dat 90 appartementen op de locatie te realiseren zouden zijn. Dit is later onderbouwd met een ontwikkelstudie van architectenbureau […] . De koopovereenkomst tussen [medeverdachte 2] en De [B] B.V. annex [C] heeft als model gestaan voor de koopovereenkomst tussen [medeverdachte 2] en [A] . De enige afwijking betreft de verwervingsprijs en een voorwaarde. Het betreft een postkantoor en sporthal naast elkaar gelegen.
Mijn rol in dit project was die van projectmanager. Ik zorgde ervoor dat [medeverdachte 2] haar afspraken nakwam en nam de verdere projectontwikkeling ter hand in bouwteamverband met [I] . De door [medeverdachte 2] gerealiseerde waardesprong in deze ABC-transactie in verhouding tot de door [medeverdachte 2] geleverde prestatie is grof betaald, buitenproportioneel als je het omrekent naar een uurtarief van € 200,-- per uur.
> De verklaring van getuige [betrokkene 26] [G.27.02]:
[De getuige betreft de directeur van aannemersbedrijf [I] ]
Wij zijn voor het project [a-straat] benaderd door [betrokkene 10] van [C] . [C] heeft een bedrijf genaamd [B] . Zij hebben ons gevraagd om samen het project aan de [a-straat] verder te ontwikkelen. [B] had het postkantoor gekocht. De gemeente Terneuzen was op de hoogte van het project en had verzocht om ook de aangrenzende locatie van de sporthal in de ontwikkeling te betrekken. Wij zijn als partner meegegaan in dit project. Dit project is in eerste aanleg ontwikkeld met [B] en […] als architect. Deze architect heeft een studie gemaakt en die is voorgelegd aan de gemeente Terneuzen. De gemeente ging akkoord met de bouw van 90 appartementen en was bereid de sporthal te verkopen om de realisatie van dit plan mogelijk te maken. Op enig moment hoorde ik van [betrokkene 10] dat woningbouwvereniging [A] het hele project had overgenomen. Aannemersbedrijf [I] heeft de sporthal aangekocht en het postkantoor en de sporthal zijn daarna doorverkocht. Er is uiteindelijk een overeenkomst gesloten tussen [I] en [A] over de bouw van de appartementen. Er zijn gesprekken gevoerd om tot een overeenkomst te komen met [betrokkene 3] , [verdachte] en [betrokkene 25] van [A] . [betrokkene 1] was ook bij die gesprekken aanwezig. Ik kan mij niet herinneren dat [betrokkene 1] en [medeverdachte 3] werkzaamheden in dit project hebben gehad.
> De verklaring van medeverdachte [medeverdachte 3] [V.03.09]:
Project: Postkantoor en sportschool te Terneuzen
In dit project hebben wij geen noemenswaardige werkzaamheden in verricht. Alleen dat wij gebeld zijn door de heren van [B] . Dit was een echt handelsproject. Op ontwikkelgebied hebben wij hier niets mee gedaan.
> Het relaas van verbalisant [verbalisant 3] [AMB.039]:
Het bedrijf [B] B.V. is onderdeel van het bedrijf [C] B.V. waarvan [betrokkene 23] en [betrokkene 10] eigenaar/directeur zijn.
In de inbeslaggenomen administratie bij de [medeverdachte 2] werd in een ordner met het opschrift: “ [a-straat] Terneuzen / […] Oosterhout / […] ” onder meer het volgende document aangetroffen:
- Brief van [D] B.V. aan Woningbouwvereniging [A] t.a.v. [verdachte] d.d. 8 februari [het hof begrijpt: november] 2005. In deze brief verklaart Woningbouwvereniging [A] ( [verdachte] directeur) zich bereid [door te tekenen voor akkoord] om een bedrag van € 2.700.000,- te betalen voor onroerend goed op de [a-straat] te Terneuzen (postkantoor en sporthal).
> De akte, van levering betreffende de verkoop van ‘ [a-straat] ’ door De [B] B.V. aan [medeverdachte 2] aan Vereniging [A] [DOC.013]:
Op 14 maart 2006 verschenen voor de notaris te Dongen:
1. [betrokkene 10] , [indirect] vertegenwoordigende De [B] B.V., hierna te noemen: Verkoper.
2. [medeverdachte 3] , [indirect] vertegenwoordigende [medeverdachte 2] B.V., hierna te noemen: Koper.
Die verklaarden dat verkoper aan koper heeft verkocht [...]:
I. het postkantoor met ondergrond, omliggende grond en verdere aanhorigheden te […] Terneuzen, [a-straat 1] ,
II. een perceel grond met de daarop staande sporthal […] te […] Terneuzen, [a-straat 2] ,
De koopprijs bedraagt: € 2.225.000,00,
De akte is door de comparanten en de notaris ondertekend.
> De akte van levering betreffende de verkoop van ‘ [a-straat] ’ door [medeverdachte 2] aan Vereniging [A] [DOC.014]
Op 14 maart 2006 verschenen voor de notaris te Breda:
1. [betrokkene 1] , [via [E] B.V.] vertegenwoordigende [medeverdachte 2] , hierna te noemen: Verkoper.
2. de gevolmachtigde van Vereniging [A] , hierna te noemen: Koper.Die verklaarden dat verkoper aan koper heeft verkocht [...]:
I. het postkantoor met ondergrond, omliggende grond en verdere aanhorigheden, staande en gelegen te […] Terneuzen, [a-straat 1] ,
II. een perceel grond met de daarop staande sporthal " […] ", staande en gelegen te […] Terneuzen, [a-straat 2] .
De koopprijs bedraagt: € 2.700.000,00,
De akte is door de comparanten en de notaris ondertekend.
> Rekeningafschrift t.n.v. Woningbouwvereniging [A] [DOC.1441]:
Een rekeningafschrift van de Rabobank-rekening t.n.v. Woningbouwvereniging [A] , waarop staat vermeld dat op 14 maart 2006 een bedrag van € 2.866.573,67 is afgeschreven met omschrijving: “ [betrokkene 8] Notarissen - zaaknr. [...] Aankoop postkantoor en sporthal Terneuzen”.”
2.2.3Het hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring verder het volgende overwogen:
“Uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen blijkt het volgende.
Verdachte was in de tenlastegelegde periode, meer bepaald vanaf 1 oktober 2001, aangesteld als directeur/bestuurder van de in 1919 opgerichte woningbouwvereniging [A] . In die functie was het zijn taak het acquireren en verwerven van vastgoedprojecten. Verdachte hield zich, naast de projectmanagers, ook bezig met bijvoorbeeld keuze van architecten en aannemers.
Aan hem was ter zake van het acquireren van vastgoedprojecten door de Raad van Commissarissen van [A] een mandaat verleend om registergoederen te verwerven, waarbij hij van 2001 tot 2004 onbeperkt bevoegd was dat te doen en tussen 2004 en 2008 was zijn bevoegdheid om zonder voorafgaande toestemming van de Raad van Commissarissen namens [A] registergoederen te verwerven begrensd tot een bedrag van 4.500.000,- euro.
Tijdens de vergaderingen van de Raad van Commissarissen, welke blijkens de statuten van de vereniging [A] als taak had het toezicht houden op de directeur, legde verdachte uit welke acquisities waren of zouden worden gedaan. Verdachte informeerde de Raad van commissarissen diverse malen per jaar aan de hand van een notitie waarin gegevens stonden als aantallen, stichtingskosten, locatie, start van de bouw, bouwperiode, etc. Daarbij was het volgens de statuten de taak van de directeur tijdig de voor de uitoefening van de taak van de Raad van Commissarissen noodzakelijke gegevens te verschaffen en was de directeur daarbij verplicht alle informatie te verschaffen waarvan hij redelijkerwijs diende te vermoeden dat die voor de uitoefening van de taak van de Raad noodzakelijk of gewenst was. In de notitie werkafspraken inzake verwerving/vervreemding d.d. 14 september 2004 staat vermeld dat de directeur de Raad informeert per bijeenkomst over verwervingen en de condities waaronder deze tot stand komen.
Verdachte heeft verklaard dat hij vaak de eerste acquisitiegesprekken voerde met marktpartijen, waarna hij vervolgens de beslissing nam of hij namens [A] met die marktpartij verder ging. Na acquisitie werd dan het Managementteam van [A] bij het project betrokken en werd een projectmanager aangesteld.
Het eerste contact met [betrokkene 1] en [medeverdachte 3] was volgens verdachte toen [betrokkene 1] en [medeverdachte 3] een project aanboden met betrekking tot een school in Breda. [betrokkene 1] en [medeverdachte 3] waren beiden bestuurder en 100% aandeelhouder van respectievelijk [D] B.V. en [medeverdachte 4] B.V. Beiden waren tevens via de eigen vennootschappen voor 50% aandeelhouder/bestuurder van [E] B.V., welke vennootschap enig aandeelhouder en bestuurder was van [medeverdachte 2] Deze laatste vennootschap hield zich volgens de verklaring van wijlen [betrokkene 1] bezig met planontwikkeling en handel in vastgoed, waarbij [betrokkene 1] en [medeverdachte 3] feitelijk de gezamenlijke bestuurders waren en er voor de vennootschap verder geen personeel werkzaam was.
Ter zake van feit 1 (project [a-straat] ):
Op grond van de bewijsmiddelen stelt het hof vervolgens het navolgende vast. Nadat het project aan de [a-straat] te Terneuzen een grotere omvang kreeg met daaraan verbonden grotere financiële risico’s, zocht [B] B.V./ [C] bij monde van [betrokkene 10] , na te zijn doorverwezen, contact met verdachte als bestuurder van [A] . Tijdens een gesprek met verdachte, waar verder niemand bij aanwezig was, wordt het project door [betrokkene 10] aan [A] aangeboden en gevraagd het plan geheel of gedeeltelijk over te nemen. Verdachte heeft tijdens dat gesprek aangegeven het project in zijn geheel te willen overnemen maar tevens aangegeven dat verder zaken moest worden gedaan met [medeverdachte 3] en heeft daartoe het telefoonnummer van [medeverdachte 3] verstrekt. [betrokkene 1] en [medeverdachte 3] hebben na een gesprek met [betrokkene 10] interesse in het project en [medeverdachte 2] koopt het project op 14 maart 2006 voor € 2.225.000,- . [medeverdachte 2] heeft volgens de verklaring van [medeverdachte 3] verder geen noemenswaardige werkzaamheden verricht ter zake van het project [a-straat] te Terneuzen en verkoopt het project diezelfde dag voor € 2.700.000,- aan de woningbouwvereniging [A] , waarbij na verrekening van kosten voor de acquisitie van het project [a-straat] te Terneuzen een bedrag van de rekening van [A] wordt afgeschreven van € 2.866.573,67.
(...)
Op grond van het voorgaande concludeert het hof het volgende.
Ter zake van het project [a-straat] (feit 1) concludeert het hof dat verdachte, in zijn positie als directeur-bestuurder, het project rechtstreeks en voor een veel lagere prijs van [B] B.V./ [C] had kunnen kopen. [medeverdachte 2] heeft daarbij in de personen van [betrokkene 1] en [medeverdachte 3] ter zake van het project geen enkele noemenswaardige inspanning of activiteit verricht die de waardestijging van € 475.000,- kan verklaren. Terwijl verdachte wist dat de aangeboden prijs voor het project veel lager was, heeft hij toch ingestemd met de aankoop van het project van [medeverdachte 2] voor de veel hogere prijs. Zoals hierboven overwogen bekleedde verdachte een sleutelpositie die hem in staat stelde om [medeverdachte 2] bij de aankoop van dit object een rol te geven en hen blijkens de gang van zaken te bevoordelen.
(...)
Betalingen aan verdachte door [medeverdachte 2]
(...)
Op grond van de bewijsmiddelen is het hof van oordeel dat medeverdachten [medeverdachte 3] en wijlen [betrokkene 1] aan verdachte geldbedragen hebben toegeschoven naar aanleiding van vastgoedprojecten van [medeverdachte 2] ten behoeve van woningbouwvereniging [A] . (...)
Positie verdachte binnen [A]
Uit de bewijsmiddelen leidt het hof af dat verdachte binnen de woningbouwvereniging [A] , als directeur-bestuurder, in de ten laste gelegde periodes bij feit 1 en 3 een sleutelpositie bekleedde, waarin hij zich mede door zijn wijze van optreden kon onttrekken aan een effectieve controle door de Raad van Commissarissen. Dit blijkt onder meer uit de navolgende omstandigheden. Verdachte had een vergaande bevoegdheid tot acquireren en verwierf zelfstandig registergoederen/projecten, waarbij hij zelf de onderhandelingen voerde en solistisch te werk ging, waardoor [A] voor voldongen, feiten werd gesteld. De bij [A] werkzame projectmanagers werden pas na de acquisitie bij projecten betrokken, terwijl verdachte zich ook dan met de uitvoering van projecten bleef bemoeien, in ieder geval wat betreft de keuze van architecten en aannemers. Bij de vergaderingen van de Raad van Commissarissen had verdachte grote invloed op de agendering en was hij bovendien verantwoordelijk voor de selectie van de stukken die daarbij ter sprake kwamen. Tijdens deze vergaderingen voerde verdachte het woord, lichtte hij geagendeerde onderwerpen toe en beantwoordde hij vragen van commissarissen. De Raad van Commissarissen was hierdoor afhankelijk van verdachte voor wat betreft de informatie over acquisities en lopende projecten.
Het hof concludeert dat verdachte, in zijn positie als directeur-bestuurder, het project [a-straat] (feit 1) rechtstreeks en voor een veel lagere prijs van [B] B.V./ [C] B.V. had kunnen kopen. Zoals hierboven overwogen bekleedde verdachte een sleutelpositie die hem in staat stelde om [medeverdachte 2] bij de aankoop van dit object een rol te geven en hen via een AB-BC-transactie te bevoordelen. Zoals eveneens hierboven is overwogen, heeft [medeverdachte 2] de met die transactie verkregen winst mede aangewend voor het toestoppen van financiële douceurtjes aan verdachte.
(...)
Verdachte heeft tijdens de vergaderingen van de Raad van Commissarissen geen melding gemaakt van de geschetste wijze waarop ter zake van de projecten [a-straat] en [b-straat] is onderhandeld met respectievelijk [B] B.V./ [C] en [medeverdachte 2] , waarbij hij [medeverdachte 2] gezien de geschetste omstandigheden zonder redelijk doel en ten nadele van [A] in een financieel veel gunstigere positie bracht.
Voor wat betreft het project [a-straat] is het hof van oordeel dat verdachte aan de Raad van Commissarissen een onvolledig beeld heeft geschetst en de wezenlijke informatie heeft onthouden nu niet werd medegedeeld dat [A] het project [a-straat] zonder tussenkomst van [medeverdachte 2] voor een veel lagere prijs had kunnen verwerven. Bovendien heeft verdachte jegens de Raad van Commissarissen de indruk laten bestaan dat bij de aankoop van het project de belangen van [A] op een zo goed mogelijke wijze werden gediend, terwijl verdachte heeft verzwegen dat de prijs voor de aankoop van het project veel te hoog was en hij in privé geld had ontvangen van [betrokkene 1] en [medeverdachte 3] , zijnde de bestuurders van [medeverdachte 2]
(...)
Verdachte heeft daarnaast tijdens de vergaderingen van de Raad van Commissarissen ook nimmer melding gemaakt van de betalingen aan hem verricht door [medeverdachte 3] en [betrokkene 1] . Verdachte was op grond van de reglementen van [A] echter uitdrukkelijk gehouden tegenover de vereniging tot een behoorlijke taakvervulling en tevens verplicht om de Raad van Commissarissen (al dan niet achteraf) deugdelijk en volledig te informeren. Dat heeft verdachte nagelaten. Ware de Raad van Commissarissen volledig geïnformeerd geweest, dan zou zij hebben ingegrepen door minst genomen verdachte hieromtrent te bevragen en daaraan alsdan noodzakelijk geoordeelde gevolgen te verbinden. Dat [A] mogelijk in financiële zin profijt heeft gehad van het door verdachte gevoerde beleid, doet er niet aan af dat verdachte de voor hem gunstige omstandigheid heeft gecreëerd waarin de Raad van Commissarissen kennelijk onvoldoende in staat was controle te houden op zijn bestuurlijk optreden.
Conclusie:
Op grond van de in het voorgaande geschetste feiten en omstandigheden stelt het hof vast dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde in feit 1 en (...) tezamen en in vereniging met onder andere [betrokkene 1] en [medeverdachte 3] , met het oogmerk om zich en [betrokkene 1] en [medeverdachte 3] en/of een ander, wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse hoedanigheid, zijnde die van betrouwbaar bestuurder, hetzij door listige kunstgrepen, zijnde verschillende misleidende feitelijke handelingen, een onjuiste voorstelling van zaken in het leven heeft geroepen, waardoor de woningbouwvereniging [A] is bewogen tot de afgifte van genoemde geldbedragen. Daarmee heeft verdachte zich ter zake van feit 1 en (...) schuldig gemaakt aan oplichting.
Concluderend acht het hof het onder 1 primair tenlastegelegde (...) medeplegen van oplichting wettig en overtuigend bewezen, zoals na te melden.”
2.3.1Als het gaat om feiten of omstandigheden die door de rechter redengevend worden geacht voor de bewezenverklaring, dient de rechter die zich zo − al dan niet in reactie op een bewijsverweer − beroept op bepaalde gegevens die niet in de bewijsmiddelen zijn vermeld, met voldoende mate van nauwkeurigheid in zijn overweginga) die feiten of omstandigheden aan te duiden, enb) het wettige bewijsmiddel aan te geven waaraan die feiten of omstandigheden zijn ontleend. (Vgl. HR 24 juni 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF7985.) 2.3.2Het hof heeft blijkens zijn hiervoor weergegeven bewijsoverweging onder meer redengevend geacht voor de bewezenverklaring dat de verdachte tijdens de vergaderingen van de Raad van Commissarissen van Woningbouw Vereniging [A] (hierna: [A] ) (i) geen melding heeft gemaakt van de wijze waarop ten aanzien van het project [a-straat] is onderhandeld met [B] B.V./ [C] en [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ), (ii) niet heeft medegedeeld dat [A] het project [a-straat] zonder tussenkomst van [medeverdachte 2] voor een veel lagere prijs had kunnen verwerven en (iii) heeft verzwegen dat de prijs voor de aankoop van dat project veel te hoog was.
2.3.3.Deze gegevens zijn echter niet in de bewijsmiddelen vermeld terwijl het hof in zijn overweging ook niet met voldoende mate van nauwkeurigheid het wettige bewijsmiddel heeft aangegeven waaraan het die feiten of omstandigheden heeft ontleend.