ECLI:NL:HR:2022:1183
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake belastingaanslag en belastingrente
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 september 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door belanghebbende, [X], tegen de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft een beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 2 december 2021, waarin het hoger beroep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland werd behandeld. De Rechtbank had in deze eerdere uitspraak, met nummer HAA 19/3499, een verzoek van belanghebbende om ambtshalve vermindering van de aan hem opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2012 afgewezen.
Belanghebbende heeft in cassatie een middel voorgesteld, dat door de Hoge Raad is beoordeeld. De Hoge Raad heeft geconcludeerd dat het voorgestelde middel niet kan leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Gerechtshof. De Hoge Raad heeft daarbij geen verdere motivering hoeven geven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft.