ECLI:NL:HR:2022:1183

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 september 2022
Publicatiedatum
8 september 2022
Zaaknummer
22/00144
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake belastingaanslag en belastingrente

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 september 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door belanghebbende, [X], tegen de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft een beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 2 december 2021, waarin het hoger beroep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland werd behandeld. De Rechtbank had in deze eerdere uitspraak, met nummer HAA 19/3499, een verzoek van belanghebbende om ambtshalve vermindering van de aan hem opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2012 afgewezen.

Belanghebbende heeft in cassatie een middel voorgesteld, dat door de Hoge Raad is beoordeeld. De Hoge Raad heeft geconcludeerd dat het voorgestelde middel niet kan leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Gerechtshof. De Hoge Raad heeft daarbij geen verdere motivering hoeven geven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer22/00144
Datum9 september 2022
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 2 december 2021, nr. 20/00622 [1] , op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nr. HAA 19/3499) betreffende een verzoek om ambtshalve vermindering van de aan belanghebbende voor het jaar 2012 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven beschikking inzake belastingrente.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft het middel over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat het middel niet kan leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van het middel is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren P.A.G.M. Cools en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 9 september 2022.