ECLI:NL:HR:2022:1256

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 september 2022
Publicatiedatum
19 september 2022
Zaaknummer
22/00316
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beklag ex artikel 552a Sv inzake vordering van klantdossiers door de Belastingdienst in verband met frauduleuze belastingconstructies

Op 20 september 2022 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een cassatiezaak met nummer 22/00316. Deze zaak betreft een beklag ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door de klager, die in deze procedure wordt aangeduid als [klager]. De klager heeft beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Rotterdam van 8 juli 2021, nummer RK 20/3052, waarin de rechtbank oordeelde over de rechtmatigheid van vorderingen van gegevens (klantdossiers) bij een derde, in het kader van een onderzoek naar frauduleuze belastingconstructies.

De klager heeft zich in cassatie beroepen op verschillende middelen, die betrekking hebben op de rechtmatigheid van de vorderingen, het belang van de strafvordering, en het oordeel van de rechtbank dat er niet geklaagd kan worden over de kennisneming en het gebruik van de verstrekte gegevens door de Belastingdienst. De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. De raadslieden van de klager, A.B. Vissers en L.E.F. Pietersen, hebben schriftelijk gereageerd op deze conclusie.

De Hoge Raad heeft de klachten van de klager beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Hoge Raad heeft daarbij aangegeven dat het niet nodig is om te motiveren waarom tot dit oordeel is gekomen, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/00316 Bv
Datum20 september 2022
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Rotterdam van 8 juli 2021, nummer RK 20/3052, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
[klager] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1959,
hierna: de klager.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze hebben A.B. Vissers en L.E.F. Pietersen, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep.
De raadslieden van de klager hebben daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van de cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
20 september 2022.