ECLI:NL:HR:2022:1642

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 november 2022
Publicatiedatum
10 november 2022
Zaaknummer
22/02273
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake griffierecht en proceskosten

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 november 2022 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie van belanghebbende, [X] te [Z], tegen de Staatssecretaris van Financiën. Het beroep was gericht tegen een uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 11 mei 2022. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de griffier van de Hoge Raad belanghebbende op 28 juli 2022 heeft gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en een termijn van vier weken heeft gesteld voor de betaling daarvan. Deze brief is afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres, maar het griffierecht is niet binnen de gestelde termijn voldaan. Op 26 augustus 2022 heeft de griffier een bericht in het digitale dossier geplaatst, waarin belanghebbende de gelegenheid kreeg om te verklaren waarom het griffierecht niet was betaald. Belanghebbende heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt en heeft pas op 29 augustus het griffierecht voldaan, wat buiten de termijn viel. Hierdoor heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het beroep in cassatie op grond van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Het arrest is openbaar uitgesproken en het betaalde griffierecht van € 136,00 wordt aan belanghebbende teruggegeven.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer22/02273
Datum11 november 2022
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 11 mei 2022, nr. 21/00473 [1] .

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 28 juli 2022 gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling daarvan een termijn van vier weken gesteld. Deze brief is volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres. Het griffierecht is niet binnen de gestelde termijn voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft op 26 augustus 2022 een bericht in het digitale dossier van belanghebbende geplaatst waarbij belanghebbende in de gelegenheid is gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet is betaald. Van de plaatsing van het hiervoor vermelde bericht in dit digitale dossier is eveneens op 26 augustus 2022 een kennisgeving verzonden naar het door belanghebbende voor dit doel opgegeven emailadres. Op grond hiervan neemt de Hoge Raad aan dat belanghebbende dit bericht heeft ontvangen, en wel, gelet op artikel 8:36c, lid 2, Awb, op 26 augustus 2022. Belanghebbende heeft van de hiervoor bedoelde gelegenheid geen gebruik gemaakt. Uiteindelijk heeft de belanghebbende op 29 augustus het griffierecht voldaan, dit is buiten de termijn.
Het beroep in cassatie moet daarom op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en M.T. Boerlage, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 11 november 2022.
Het door belanghebbende als griffierecht betaalde bedrag van € 136,00 wordt door de griffier van de Hoge Raad aan belanghebbende teruggegeven.