ECLI:NL:HR:2022:1797
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak over aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 december 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door belanghebbende, vertegenwoordigd door N. van den Hoek. De zaak betreft een beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 12 oktober 2021, waarin het hoger beroep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland werd behandeld. De kwestie draait om de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2017.
De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarbij het middel faalde op de gronden die zijn vermeld in een eerder arrest (ECLI:NL:HR:2022:1707). Dit arrest is aan het huidige arrest gehecht. De Staatssecretaris van Financiën, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend, maar de Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om de Staatssecretaris in de proceskosten te veroordelen.
De uitspraak van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken en is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, samen met de raadsheren P.A.G.M. Cools en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren. De zaak is van belang voor de rechtspraktijk, vooral in het kader van belastingrecht en de beoordeling van cassatieberoepen.