Uitspraak
1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
2.De aanvraag tot herziening
3.Beoordeling van de aanvraag
4.Beslissing
8 maart 2022.
Hoge Raad
Op 8 maart 2022 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in de zaak met nummer 21/04175, waarin een aanvraag tot herziening is behandeld. De aanvraagster, vertegenwoordigd door advocaat R.F.D. Keuning, verzocht om herziening van een eerder arrest van het gerechtshof te Arnhem, dat op 19 juli 2001 was gewezen. In dat arrest was de aanvraagster veroordeeld voor het medeplegen van valsheid in geschrift, gepleegd door een rechtspersoon, en kreeg zij een geldboete opgelegd van 100.000 gulden.
De Hoge Raad heeft de aanvraag tot herziening beoordeeld en geconcludeerd dat deze kennelijk ongegrond is. De redenen voor deze afwijzing zijn te vinden in een eerder arrest dat op dezelfde dag is uitgesproken in de samenhangende zaak 21/04174, ECLI:NL:HR:2022:303. De Hoge Raad heeft de aanvraagster in haar verzoek niet in het gelijk gesteld en de aanvraag tot herziening afgewezen.
Deze uitspraak benadrukt de strikte voorwaarden waaronder een herziening van een eerder vonnis kan plaatsvinden en bevestigt de rechtskracht van eerdere uitspraken van de gerechtshoven. De beslissing van de Hoge Raad is genomen in aanwezigheid van de waarnemend griffier H.J.S. Kea en is openbaar uitgesproken.