ECLI:NL:HR:2022:44

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 januari 2022
Publicatiedatum
20 januari 2022
Zaaknummer
20/02281
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuldheling van een fiets en feiten van algemene bekendheid

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 januari 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De verdachte was aangeklaagd voor schuldheling van een fiets, die hij op 19 april 2019 in Delft voorhanden had. De fiets, een merk Spirit, was in goede staat en had een open slot zonder sleutel. Het hof had geoordeeld dat het een feit van algemene bekendheid was dat een fiets afkomstig is uit enig misdrijf als deze in goede staat verkeert en een open slot heeft waarbij de sleutel ontbreekt. De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen uit eerdere uitspraken en oordeelde dat het hof niet voldoende had gemotiveerd waarom het aannam dat de fiets van misdrijf afkomstig was. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof, maar alleen wat betreft de beslissingen over de tenlastelegging en de strafoplegging. De zaak werd terugverwezen naar het gerechtshof Den Haag voor herbehandeling.

De advocaat-generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen voor de beslissingen met betrekking tot de tenlastelegging en de strafoplegging. De Hoge Raad oordeelde dat het hof niet had kunnen aannemen dat er sprake was van een ervaringsregel die meebracht dat alleen al op grond van de omstandigheden kon worden geconcludeerd dat het een door misdrijf verkregen fiets betrof. De Hoge Raad benadrukte dat feiten of omstandigheden van algemene bekendheid geen bewijs behoeven, maar dat het hof in dit geval onvoldoende had onderbouwd dat de fiets daadwerkelijk van misdrijf afkomstig was. De uitspraak van de Hoge Raad heeft belangrijke implicaties voor de beoordeling van schuldheling en de vereisten voor bewijs in dergelijke zaken.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer20/02281
Datum25 januari 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 23 juli 2020, nummer 22-001849-19, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft A.P. Visser, advocaat te ’sGravenhage, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde en de strafoplegging, en te dien aanzien tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Den Haag, opdat de zaak in zoverre op het bestaande beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan, en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt onder meer over de bewezenverklaring van feit 1, voor zover inhoudende dat de in de bewezenverklaring genoemde fiets “door misdrijf verkregen” was.
2.2.1
Ten laste van de verdachte is onder 1 bewezenverklaard dat:
“hij op 19 april 2019 te Delft, een goed te weten een fiets (merk Spirit) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof”
2.2.2
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“1. Een proces-verbaal van aanhouding d.d. 19 april 2019 van de politie Eenheid Den Haag met nr. PL1500-2019105571-2. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 5 e.v.):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Op vrijdag 19 april 2019 bevond ik mij op de Westlandseweg te Delft. Ik zag vanaf de Krakeelpolderweg een man, die ik herkende als [verdachte], met een zwarte fiets aan zijn hand naar de Papsouwselaan lopen. Ik ben achter hem aan gereden en toen ik naast hem reed zag ik dat er geen sleutel in het slot van de fiets was. Ik gaf verdachte de cautie en vroeg waarom er geen sleutel in het slot zat. Ik hoorde verdachte zeggen dat hij dat niet wist. Ik heb verdachte op vrijdag 19 april 2019 te 15:01 aangehouden ter zake heling dan wel diefstal.
2. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 april 2019 van de politie Eenheid Den Haag met nr. PL1500-2019105571-14. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 10):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Naar aanleiding van de heling/diefstal fiets gepleegd door de verdachte [verdachte], heb ik nader onderzoek ingesteld naar de fiets. Onderzoek aan de fiets laat zien dat er geen braakschade is aan het U slot welke vast aan de fiets is bevestigd. Het fietsslot was anders geopend dan door een fietssleutel. Betreft de fiets met framenummer [001] merk Spirit en zwart van kleur, welke op 19 april 2019, te 15:01 uur, bij de verdachte [verdachte] in beslag is genomen.
3. Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 19 april 2019 van de politie Eenheid Den Haag met nr. PL1500-2019105571-6. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 52 e.v.):
als verklaring van de verdachte:
V: Je bent aangehouden voor heling cq diefstal van een fiets. Hoe kom je aan die fiets?
A: Van een neef van mij.
V: Wat is het merk van die fiets?
A: Spirit
Dit is de eerste keer dat ik bij mijn neef kwam omdat hij pas verhuisd is.
V: Waarom zat er geen sleutel in het fietsslot?
A: Dat moet je niet aan mij vragen. Dat weet ik niet.
4. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep op 9 juli 2020, inhoudende:
Over feit 1 wil ik niks zeggen. Ik heb de fiets van een neef/vriend geleend. Het staat al in mijn verklaring bij de politie. Het was wel raar dat er geen sleutel was en dat het slot open was, maar wat kan ik doen. Ik wilde lekker fietsen.”
2.2.3
Het hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring verder het volgende overwogen:
“De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep uitvoerig bepleit dat geen sprake is van schuldheling nu uit het dossier niet blijkt dat de fiets was gestolen en uit het dossier evenmin kan volgen dat de verdachte ten tijde van het verkrijgen van de fiets wist of had kunnen weten dat deze van misdrijf afkomstig was.
Het hof overweegt als volgt.
Op basis van het dossier staat vast dat het slot van de betreffende fiets open was, maar niet was voorzien van een sleutel. De verdachte heeft dit erkend en heeft daarover verklaard dat hij de fiets zo in handen heeft gekregen en geen onderzoek heeft verricht naar de oorzaak van het aldus geopende slot. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij het wel een beetje gek vond dat er geen sleutel in het slot zat. De fiets verkeerde - blijkens de zich in het dossier bevindende foto's - in goede staat.
Het hof acht het een feit van algemene bekendheid dat een fiets afkomstig is uit enig misdrijf als deze in goede staat verkeert en een open slot heeft waarbij de sleutel ontbreekt. Deze omstandigheid had de verdachte tot voorzichtigheid en nader onderzoek moeten nopen. Nu de verdachte geen enkel onderzoek heeft gedaan en op dit punt ook geen navraag heeft gedaan bij degene van wie hij de fiets geleend had, is hij tekort geschoten in zijn onderzoeksplicht en had hij minst genomen redelijkerwijs moeten vermoeden dat de fiets was gestolen, zodat sprake is van schuldheling. Het hof verwerpt aldus het verweer van de raadsvrouw.”
2.3
Op grond van artikel 339 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering behoeven feiten of omstandigheden van algemene bekendheid geen bewijs. Van algemene bekendheid zijn die gegevens die ieder van de rechtstreeks bij het geding betrokkenen geacht moet worden te kennen of die hij zonder noemenswaardige moeite uit algemeen toegankelijke bronnen kan achterhalen. Voor algemene ervaringsregels geldt hetzelfde (vgl. HR 11 januari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP0291, rechtsoverweging 3.2.1). Bij dergelijke feiten of omstandigheden gaat het in de regel om gegevens waarvan de juistheid redelijkerwijs niet voor betwisting vatbaar is (vgl. HR 29 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:522, rechtsoverweging 2.4).
2.4
Het hof heeft geoordeeld dat het een feit van algemene bekendheid is “dat een fiets afkomstig is uit enig misdrijf als deze in goede staat verkeert en een open slot heeft waarbij de sleutel ontbreekt”. Dat oordeel is in het licht van wat hiervoor is vooropgesteld niet zonder meer begrijpelijk. Zonder nadere motivering heeft het hof niet kunnen aannemen dat sprake is van een ervaringsregel die meebrengt dat alleen al op grond van deze omstandigheden kan worden geconcludeerd dat het een door misdrijf verkregen fiets betrof. Nu het hof geen nadere vaststellingen heeft gedaan waaruit kan volgen dat de fiets van misdrijf afkomstig is, is de bewezenverklaring in zoverre ontoereikend gemotiveerd.
2.5
De klacht slaagt.

3.Beoordeling van de cassatiemiddelen voor het overige

Gelet op de beslissing die hierna volgt, is bespreking van het restant van het eerste cassatiemiddel en van het tweede cassatiemiddel niet nodig.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen over het onder 1 tenlastegelegde en de strafoplegging;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Den Haag, opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht en afgedaan;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en M. Kuijer, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
25 januari 2022.