ECLI:NL:HR:2022:645
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake aanmaningskosten en invorderingsrente
In deze zaak heeft belanghebbende, [X] te [Z], beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 1 juni 2021. Deze uitspraak betrof het hoger beroep van belanghebbende tegen eerdere uitspraken van de Rechtbank Gelderland, waarin beschikkingen inzake aanmaningskosten en invorderingsrente waren gegeven. De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de klachten niet relevant waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Staatssecretaris van Financiën en de Minister van Justitie en Veiligheid hebben verweerschriften ingediend, vertegenwoordigd door [P1] en [P2]. Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend. De Hoge Raad heeft uiteindelijk besloten het beroep in cassatie ongegrond te verklaren en zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is uitgesproken op 22 april 2022 door de vice-president R.J. Koopman, samen met de raadsheren J. Wortel en M.T. Boerlage, in aanwezigheid van waarnemend griffier F. Treuren.