Volgens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw van de verdachte daar het woord gevoerd overeenkomstig de pleitnotities die aan het procesverbaal zijn gehecht. Deze pleitnotities houden onder meer in:
“Samenvatting relaas van [verdachte] en [betrokkene 1] , zoals door mij opgetekend enkele dagen na het voorval.
(...)
Donderdag 18 juli 2019 werd moeder gebeld door de GGD met de mededeling dat zij en haar 16jarige dochter [betrokkene 1] de opvang moesten verlaten, met het verzoek vrijdag naar het kantoor van de GGD te komen. Aldaar werd haar op 19 juli 2019 het besluit tot beëindiging van de noodopvang overhandigd, en meegedeeld dat zij uiterlijk maandag moesten vertrekken. Er werd geen tijdstip genoemd, men adviseerde [verdachte] een advocaat of een maatschappelijk werkster in te schakelen.
Terug in de Walborg die vrijdagmiddag deelde [betrokkene 6], medewerkster HVO, locatie Walborg, hen mee dat ze maandag om 10:00 uur weg moesten zijn. [verdachte] reageerde daarop met de mededeling dat zij tijd nodig hadden voor het vinden van een advocaat. Het was intussen rond 17:00 uur vrijdagmiddag. De reactie daarop was: “Als jullie niet gaan, bellen we de politie".
Maandagochtend 22 juli 2019 rond 09:15 uur kreeg [verdachte] een ter zake kundige jurist (mr Veenman) te pakken. Ze was met haar aan het bellen toen een beveiliger en twee medewerkers van De Walborg haar meedeelden te vertrekken. [verdachte] vroeg tijd, omdat ze immers aan het overleggen was met haar advocaat. Maar het antwoord was: “Nee, jullie tijd is op”.
[verdachte] wist van een medebewoonster, die in dezelfde situatie verkeerde (ook zij had een mededeling gekregen de Walborg te verlaten), dat zij toestemming had gekregen de uitspraak van de voorzieningenrechter af te wachten in de Walborg.
De politie arriveerde kort na 10:00 uur, een man en een vrouw. Uit het inmiddels door mij ontvangen strafdossier blijkt dat te gaan om [verbalisant 2] en [verbalisant 1] , basisteam Zuid-de Pijp van de politie eenheid Amsterdam.
[verdachte] legde aan hen uit dat ze in contact stond met een advocaat, en dat die haar had meegedeeld dat de Gemeente intussen telefonisch toestemming had gegeven dat ook zij en haar dochter in afwachting van de uitspraak in kort geding in de Walborg mochten blijven.
De agenten gaven aan dat ze niet voor een advocaat werkten maar op verzoek van de Walborg. “U had het hele weekend om te vertrekken”, en “Uw zielige verhaal kan mij niets schelen, ik doe mijn werk”: “Mijn werk houdt in dat ik u moet verwijderen”.
De situatie escaleerde hierdoor. Een medebewoner en landgenoot van [verdachte] , [betrokkene 7] stelde voor te bemiddelen en daarmee de rust terug te krijgen, maar hij werd de kamer uitgestuurd.
De vrouwelijke agente pakte de tas van [verdachte] en zette die buiten de kamer. [verdachte] was nog niet klaar met pakken, en bracht de tas weer terug de kamer in. Zij wilde zich gaan aankleden, en de deur daarom dichtdoen, maar dat werd niet toegestaan. De mannelijke agent hield de deur open, en er waren - los van [verdachte] en haar dochter - 1 vrouw (agente) en 3 mannen in de kamer (agent, medewerker Walborg, beveiliger).
[verdachte] zei tegen de agent die de deur open hield, in het Engels: “Je bent niet mijn man of mijn partner, doe de deur dicht, of wil je soms met mij slapen?”, of woorden van gelijke strekking.
Ze trok haar shirt uit, en toen deed de agent de deur pas dicht, zodat ze zich kon aankleden.
Intussen was dochter [betrokkene 1] hun spullen in de tas aan het stoppen. Een agent kwam binnen om te zoeken naar scherpe voorwerpen. Er was weliswaar een mesje, maar dat had [betrokkene 1] eerder al in de tas gedaan, er werd bij de inspectie dan ook niets gevonden. Het laatste wat ze in wilde pakken was nog een blauwe schaal.
Er was versterking opgeroepen en op dat moment ook gearriveerd. [betrokkene 1] haalde de schaal onder het bed vandaan en werd direct vastgegrepen en naar buiten gesleurd. Daarbij stootte zij met haar ribben tegen de zijkant van het bed. Ze werd op de gang eerst met haar gezicht naar beneden op de grond gelegd, haar benen werden geblokkeerd. Toen werd ze omgedraaid, werd haar hoofd naar haar knie geduwd, een agent zat met zijn/haar knie op haar rug en werd ze strak op de rug geboeid. [betrokkene 1] is astmatisch, kreeg geen lucht, riep dat ook. Een agent hield haar bij haar ribben vast, een ander bij haar schouder.
Tijdens dit gebeuren was moeder in de kamer opgesloten, zij hoorde haar dochter schreeuwen van de pijn en vanwege het gebrek aan lucht, maar de deur was geblokkeerd. Toen zij eindelijk de deur open kon maken zag ze dat haar dochter geboeid was. Zelf werd zij direct door 2 agenten vastgegrepen, een hand werd op haar rug gedraaid met vast een handboei er om heen, de andere hand werd door een andere agent beetgepakt. Zo werd [verdachte] naar de grond gewerkt met haar hoofd naar beneden, haar benen werden stevig vastgepakt. Ze hoorde "Geef me de pepperspray" en werd meteen daarop in de zijkant van haar gezicht gesprayd. Vervolgens werd haar hoofd met kracht opzij geduwd, zodat ook haar andere oog kon worden gepepperd. Ze kon haar ogen niet meer open krijgen, had veel pijn en werd strak op de rug geboeid. Ze verzocht de handboei aan een arm wat lager te plaatsen, want die sneed in haar polsgewricht, maar dat gebeurde niet. De politie wilde op haar gaan zitten om haar benen te fixeren. Tijdens dit gebeuren heeft [verdachte] haar hoofd wild heen en weer bewogen om te voorkomen dat er nogmaals pepperspray in haar ogen kwam, en heeft ze flink met haar benen bewogen vanwege de pijn en om te voorkomen dat men op haar ging zitten.
Zo werden moeder [verdachte] en de minderjarige dochter [betrokkene 1] geboeid naar beneden gebracht. Dochter [betrokkene 1] was nauwelijks gekleed, een van de bewoners heeft nog een doek om haar ontblote onderlijf gedaan. Moeder [verdachte] vroeg haar gezicht, vol spray, tranen en snot, af te vegen, maar dat gebeurde niet. Medebewoner [betrokkene 7] heeft vervolgens haar gezicht met haar jurk afgeveegd.
Buiten hebben ze lange tijd moeten wachten op transport naar het bureau.
Vele bewoners en hun kinderen waren getuige van dit gewelddadige politieoptreden. Enkele kinderen hebben traumatische ervaringen in het verleden opgelopen, en dit optreden maakte hen zeer angstig.
Enkele bewoners trachtten opnamen te maken van het gebeuren.
Ik meen dat in deze kwestie de pepperspray niet rechtmatig gebruikt is. De Ambtsinstructie voor de politie luidt, ten aanzien van het gebruik van pepperspray en voor zover hier relevant:
Artikel 12a
1 Het gebruik van pepperspray is slechts geoorloofd:
a. om een persoon aan te houden ten aanzien van wie redelijkerwijs mag worden aangenomen dat hij een voor onmiddellijk gebruik gereed zijnd wapen bij zich heeft en dit tegen een persoon zal gebruiken;
b. om een persoon aan te houden die zich aan aanhouding, voorgeleiding of andere rechtmatige vrijheidsbeneming tracht te onttrekken of heeft onttrokken;
Artikel 12b
De ambtenaar waarschuwt onmiddellijk voordat hij gericht pepperspray tegen een persoon zal gebruiken, met luide stem of op andere niet mis te verstane wijze dat pepperspray gebruikt zal worden, indien niet onverwijld het gegeven bevel wordt opgevolgd. Deze waarschuwing blijft achterwege indien de omstandigheden de waarschuwing redelijkerwijs niet toelaten.
Artikel 12c
Pepperspray wordt tegen een persoon per geval ten hoogste twee maal voor de duur van niet langer dan ongeveer een seconde gebruikt en op een afstand van ten minste een meter.