Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
21 juni 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 juni 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft de verdachte die op 8 februari 2021 door het hof was veroordeeld voor de vernieling van een celdeur in een politiebureau, een feit dat valt onder artikel 350.1 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte heeft in cassatie aangevoerd dat het hof verzuimd heeft te beslissen op zijn beroep op psychische overmacht. Dit beroep is door de advocaat van de verdachte, R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker, bij schriftuur ingediend. De advocaat-generaal, D.J.M.W. Paridaens, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad heeft daarbij aangegeven dat het niet nodig is om te motiveren waarom het tot dit oordeel is gekomen, omdat de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de verdachte verworpen, waarmee de eerdere uitspraak van het hof in stand blijft.