Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
7 juni 2022.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de uitlevering van een opgeëiste persoon met de Canadese nationaliteit naar Australië, waar hij wordt verdacht van het medeplegen van handel in verdovende middelen. De Hoge Raad heeft op 7 juni 2022 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 2 juli 2021. De opgeëiste persoon heeft beroep ingesteld tegen de uitlevering, waarbij zijn advocaat A.M. Seebregts cassatiemiddelen heeft voorgesteld. De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van de rechtbank niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, omdat het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft uiteindelijk het beroep verworpen, waarmee de uitlevering van de opgeëiste persoon naar Australië kon doorgaan.