Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
5 juli 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 juli 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 2 februari 2021. Het betreft een klaagschrift dat is ingediend door de klager, die in deze procedure wordt vertegenwoordigd door zijn advocaat J.R.A. Röschlau. De zaak draait om een beslag ex artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering op een auto met een Spaans kenteken, dat onder de klager is gelegd in verband met de verdenking van diefstal.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de schriftelijke afdoening van het klaagschrift zonder openbare behandeling heeft plaatsgevonden, wat in strijd is met de geldende procedurele regels. Dit is gebeurd in het kader van de COVID-19 maatregelen, waarbij artikel 23.2 van het Wetboek van Strafvordering is ingeroepen. De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd dat de bestreden beschikking vernietigd moet worden en dat de zaak teruggeworpen moet worden naar de rechtbank Midden-Nederland voor een nieuwe beoordeling.
De Hoge Raad heeft het cassatiemiddel gegrond verklaard, omdat uit de correspondentie van de rechtbank blijkt dat er geen toestemming is gegeven door de klager of zijn raadsman voor de schriftelijke afdoening. De Hoge Raad heeft daarom de beschikking van de rechtbank vernietigd en de zaak terugverwezen, zodat deze opnieuw kan worden behandeld en afgedaan.