Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
14 november 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 november 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam, dat op 25 november 2021 werd gewezen. De verdachte, geboren in 1980, was in hoger beroep veroordeeld voor bedreiging van een hoofdagent met enig misdrijf tegen het leven gericht, zoals vastgelegd in artikel 285.1 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte had het recht op het laatste woord, maar weigerde dit op een gepaste manier te gebruiken, wat leidde tot een conflict in de zittingszaal. De raadsheer heeft de verdachte uiteindelijk bevolen de zittingszaal te verlaten, wat onderwerp van discussie was in de cassatieprocedure.
De advocaat van de verdachte, M.A.C. de Bruijn, heeft een cassatiemiddel ingediend, maar de advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de klachten niet relevant waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vereist onder artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de eerdere uitspraak van het gerechtshof in stand blijft. Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, samen met de raadsheren A.L.J. van Strien en M. Kuijer, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.