ECLI:NL:HR:2023:1568
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Verzoek om schadevergoeding en formele rechtskracht bij WOZ-beschikkingen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 november 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over een verzoek om schadevergoeding door belanghebbende, eigenaar van een dijkwoning, tegen het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Waadhoeke. Het geschil betreft de onrechtmatigheid van WOZ-beschikkingen voor de jaren 1995 tot en met 2016, waarbij belanghebbende stelt dat de waarde van zijn woning te hoog was vastgesteld. De heffingsambtenaar had in 2017 de WOZ-waarde verlaagd, maar weigerde ambtshalve vermindering voor de voorgaande jaren, omdat deze niet meer dan 20 procent te hoog zou zijn vastgesteld.
Belanghebbende heeft vervolgens schadevergoeding gevraagd voor de te veel betaalde belastingen als gevolg van de te hoge waardering. De Rechtbank heeft het verzoek toegewezen, maar het Hof Arnhem-Leeuwarden heeft deze beslissing vernietigd, omdat de WOZ-beschikkingen onherroepelijk vaststonden en er geen erkenning van onrechtmatigheid was vóór het verstrijken van de bezwaartermijn. De Hoge Raad bevestigt het oordeel van het Hof en stelt dat de formele rechtskracht van de WOZ-beschikkingen niet kan worden doorbroken door latere erkenning van onrechtmatigheid.
De Hoge Raad oordeelt dat de klachten van belanghebbende falen, omdat de erkenning van onrechtmatigheid door de heffingsambtenaar pas na het verstrijken van de bezwaartermijn heeft plaatsgevonden. Hierdoor blijft de formele rechtskracht van de WOZ-beschikkingen intact. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond en ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.