Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
5 december 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 december 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 6 april 2022. De verdachte, geboren op 17 maart 1998, was in hoger beroep veroordeeld voor eenvoudig witwassen van geldbedragen en poging tot witwassen, meermalen gepleegd. De Hoge Raad diende te beoordelen of het hof ten onrechte geen keuze had gemaakt tussen de ten laste gelegde feiten van witwassen en eenvoudig witwassen, en of de verdachte wist dat de op zijn bankrekening gestorte geldbedragen afkomstig waren van een misdrijf.
De advocaat van de verdachte, M.E. van der Werf, had een cassatiemiddel ingediend, maar de plaatsvervangend advocaat-generaal M.E. van Wees concludeerde tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bepaald in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de eerdere uitspraak van het gerechtshof in stand blijft. Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren T. Kooijmans en C.N. Dalebout, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.