Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
21 februari 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 februari 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 22 juli 2021 was gewezen. De verdachte, geboren in 1980, was in hoger beroep veroordeeld voor belediging van een buitengewoon opsporingsambtenaar, zoals vastgelegd in artikel 266.1 jo. 267.2 van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte over de uitspraak van het hof beoordeeld. De belangrijkste vraag was of het hof toereikend had gemotiveerd op het verweer van de verdachte met betrekking tot het opzet op belediging. Daarnaast werd de strafmotivering van het hof onder de loep genomen, waarbij de verdachte had verzocht om een lichtere straf, zoals een voorwaardelijke geldboete of taakstraf, in plaats van een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier dagen.
De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van de verdachte niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling geen verdere motivering gegeven, omdat het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het beroep van de verdachte dan ook verworpen, waarmee de eerdere uitspraak van het hof in stand bleef.