Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
21 maart 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 maart 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam van 14 december 2021. Het beroep in cassatie is ingesteld door de klager, die in deze procedure wordt vertegenwoordigd door de advocaten R. van Leusden en D.J.M. Dammers. De zaak betreft een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend tegen een beslag dat is gelegd op een vest met het logo van een motorclub. Dit beslag is gelegd in het kader van een verdenking van overtreding van artikel 2.2.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van Amsterdam.
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft daarbij aangegeven dat het niet nodig is om te motiveren waarom tot dit oordeel is gekomen, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de beschikking van de rechtbank Amsterdam in stand blijft. Deze uitspraak is gedaan door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, samen met de raadsheren Y. Buruma en A.E.M. Röttgering, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.