Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
18 april 2023.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, waarbij een klaagschrift is ingediend door de klager met betrekking tot een beslag op een geldbedrag van € 2.570, dat zich bevond in een vaas in de woonkamer van de broer van de klager. Dit beslag was gelegd in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar de handel in cocaïne en heroïne, waarbij de broer van de klager inmiddels was veroordeeld. De Hoge Raad diende te beoordelen of de rechtbank de moeder van de klager als belanghebbende had moeten informeren over de behandeling van het klaagschrift in de raadkamer, en of de klager redelijkerwijs als rechthebbende op het geldbedrag kon worden beschouwd. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, en dat het niet nodig was om te motiveren waarom dit oordeel was gegeven. De Hoge Raad verwerpt uiteindelijk het beroep.