Uitspraak
1.Procesverloop
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
14 april 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 april 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een zorgmachtiging op basis van de Wet zorg en dwang (Wzd). De zaak betreft een verzoek van de betrokkene, die verblijft op een bepaalde locatie, tegen de beschikking van de rechtbank Gelderland van 21 oktober 2022. De rechtbank had in deze beschikking geoordeeld over de zorgmachtiging voor de betrokkene, die te maken heeft met multiproblematiek, een verstandelijke beperking en een geestelijke stoornis. De advocaat van de betrokkene, C. Reijntjes-Wendenburg, heeft cassatie ingesteld tegen deze beschikking, terwijl het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ), vertegenwoordigd door advocaat M.M. van Asperen, heeft verzocht het cassatieberoep te verwerpen.
De Hoge Raad heeft de klachten van de betrokkene over de beschikking van de rechtbank beoordeeld. De conclusie van de Advocaat-Generaal M.L.C.C. Lückers was dat het cassatieberoep verworpen moest worden. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de beschikking van de rechtbank. Het was niet nodig om te motiveren waarom dit oordeel is gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de beschikking van de rechtbank Gelderland in stand blijft. Deze uitspraak is gedaan door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter, samen met de raadsheren C.E. du Perron en C.H. Sieburgh, en is in het openbaar uitgesproken door raadsheer F.J.P. Lock.