ECLI:NL:HR:2023:573
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Proceskostenvergoeding in afwijking van het Besluit bestuurskosten procesrecht n.a.v. het arrest van de Hoge Raad van 27 mei 2022
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 april 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door belanghebbende, vertegenwoordigd door C.C.H. Lampe, tegen het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Land van Cuijk. De zaak betreft een geschil over de proceskostenvergoeding in hoger beroep, naar aanleiding van een uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 1 juni 2022. Belanghebbende had beroep ingesteld tegen de beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken en de aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2019. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het Gerechtshof bij het vaststellen van de proceskostenvergoeding ten onrechte is uitgegaan van een waarde per punt van € 541, terwijl dit volgens de Hoge Raad € 759 had moeten zijn. Dit oordeel is gebaseerd op een eerder arrest van de Hoge Raad van 27 mei 2022, waarin werd geoordeeld dat punt 1 van onderdeel B1 van de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht in strijd is met het discriminatieverbod van artikel 1 van de Grondwet. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof vernietigd voor zover deze betrekking heeft op de proceskostenveroordeling in hoger beroep en heeft de proceskostenvergoeding vastgesteld op € 419. Daarnaast is het College veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, vastgesteld op € 1.674 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en is het College opgedragen het griffierecht van € 136 aan belanghebbende te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken door de vice-president R.J. Koopman, samen met de raadsheren J. Wortel en M.T. Boerlage.