ECLI:NL:HR:2023:711

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 mei 2023
Publicatiedatum
11 mei 2023
Zaaknummer
22/03174
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting gemeente Amsterdam

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van [X] te [Z], vertegenwoordigd door N.G.A. Voorbach, tegen het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Amsterdam. Het beroep in cassatie is gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 19 juli 2022, nummer 21/00548, die op zijn beurt het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Amsterdam (nummer AMS 20/4508) betreft. De zaak draait om een aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de parkeerbelasting.

De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld en de klachten over de uitspraak van het Hof in overweging genomen. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen om een advies uit te brengen. Na beoordeling is de Hoge Raad tot de conclusie gekomen dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Daarom heeft de Hoge Raad besloten om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals voorzien in artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.

Wat betreft de proceskosten heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 12 mei 2023, waarbij de vice-president R.J. Koopman als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren J. Wortel en M.T. Boerlage, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer22/03174
Datum12 mei 2023
ARREST
In de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende),
vertegenwoordigd door N.G.A. Voorbach,
tegen
het COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE AMSTERDAM,
vertegenwoordigd door [P],
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van Gerechtshof Amsterdam van 19 juli 2022, nr. 21/00548 [1] , op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Amsterdam (nr. AMS 20/4508) betreffende een aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de parkeerbelasting.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De procureurGeneraal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen een advies uit te brengen.
De Hoge Raad is tot het oordeel gekomen dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Hij zal daarom gebruikmaken van de mogelijkheid om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren (zie artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie).

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en M.T. Boerlage, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2023.