Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
23 mei 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 mei 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 23 december 2021. De verdachte, geboren in 1973, was betrokken bij een liquidatie in het criminele milieu in Utrecht in 2015 en werd beschuldigd van medeplegen van voorbereiding van moord, zoals vastgelegd in artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht. De advocaat van de verdachte, D.N. de Jonge, heeft cassatiemiddelen ingediend, waarop de advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof, maar alleen met betrekking tot de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft echter ambtshalve de redelijke termijn in het oog gehouden, aangezien de verdachte meer dan zestien maanden in voorlopige hechtenis heeft gezeten na het instellen van het cassatieberoep. Dit leidde tot de conclusie dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, was overschreden. De Hoge Raad heeft daarom de opgelegde gevangenisstraf van zes jaren en acht maanden verminderd naar zes jaren en zeven maanden. De uitspraak van het hof is vernietigd, maar het beroep is voor het overige verworpen.