Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste tot en met het vierde cassatiemiddel
3.Beoordeling van het vijfde cassatiemiddel
4.Beslissing
23 mei 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 mei 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 11 februari 2022. De verdachte, geboren in 1994, was betrokken bij een liquidatie in een woonwijk in Amsterdam en werd beschuldigd van medeplegen van voorbereiding van moord en medeplegen van poging tot moord, meermalen gepleegd, zoals vastgelegd in artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht. De advocaat-generaal A.E. Harteveld had geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en tot vermindering daarvan naar de gebruikelijke maatstaf. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet konden leiden tot vernietiging van die uitspraak, met uitzondering van de strafmotivering. De Hoge Raad oordeelde dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, was overschreden omdat de stukken te laat door het hof waren ingezonden. Dit leidde tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van 24 jaren en 6 maanden naar 24 jaren en 4 maanden. De Hoge Raad verwerpt het beroep voor het overige.