Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beslissing
13 juni 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 juni 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 24 februari 2021. De verdachte, geboren in 1966, was in hoger beroep veroordeeld voor feitelijk leidinggeven aan het valselijk opmaken van bedrijfsadministratie door valse geschriften op te nemen. De advocaat van de verdachte, P. van de Kerkhof, heeft cassatiemiddelen ingediend. De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de beoordeling van de klachten niet vereist dat er antwoorden worden gegeven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. Het tweede cassatiemiddel klaagde over de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase, omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden. De Hoge Raad heeft dit cassatiemiddel gegrond verklaard, aangezien er meer dan twee jaar zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep.
De Hoge Raad heeft vervolgens de uitspraak van het hof vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De gevangenisstraf is verminderd van zes maanden naar vijf maanden en twee weken. Het beroep is voor het overige verworpen.