In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 mei 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de Ontvanger van de Belastingdienst/Midden en Kleinbedrijf en de Inspecteur. De zaak betreft een interregionale bevoegdheidsverdeling tussen de belastingrechter en de burgerlijke rechter. De Ontvanger en de Inspecteur hebben beroep in cassatie ingesteld tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Dit vonnis was gewezen in een eerdere procedure die begon met een vonnis van het gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 6 december 2018. De Hoge Raad heeft de klachten van de Ontvanger en de Inspecteur beoordeeld, maar heeft geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het vonnis van het hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, omdat het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de Ontvanger en de Inspecteur veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 831,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan. De Vennootschap en Yvomante hebben geen verweer gevoerd in deze procedure.