ECLI:NL:HR:2023:90

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 januari 2023
Publicatiedatum
24 januari 2023
Zaaknummer
22/01818 B
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen beschikking inzake beslag op hond in verband met verdenking van dierenmishandeling

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een beschikking van de rechtbank Den Haag, waarin een klaagschrift is ingediend door de klager, die wordt verdacht van dierenmishandeling. De rechtbank had op 5 april 2022 een beslissing genomen over het beslag op de hond van de klager, een Amerikaanse Staffordshire terriër, in het kader van het onderzoek naar de verdenking van dierenmishandeling. De Hoge Raad diende te beoordelen of de rechtbank terecht had geoordeeld dat het niet hoogst onwaarschijnlijk was dat de strafrechter later de hond zou verbeurd verklaren. Daarnaast werd de vraag opgeworpen of de rechtbank zich had moeten uitlaten over het voornemen van de officier van justitie tot vervreemding van de hond, en of de rechtbank voldoende had gereageerd op het verweer van de klager dat er geen bewijs was van mishandeling of het onthouden van zorg voor de hond.

De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van de rechtbank niet konden leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de beslissing van de rechtbank in stand bleef.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/01818 B
Datum24 januari 2023
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Den Haag van 5 april 2022, nummer RK 22/466, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
[klager] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1997,
hierna: de klager.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft J. Biemond, advocaat te 's‑Gravenhage, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van de cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
24 januari 2023.