ECLI:NL:HR:2023:951

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 juni 2023
Publicatiedatum
22 juni 2023
Zaaknummer
22/01932
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huur woonruimte en overlast: ontbinding huurovereenkomst, stelplicht en bewijslast

In deze zaak hebben de huurders, wonende te [woonplaats], cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Dit arrest volgde op eerdere vonnissen van de rechtbank Noord-Nederland, waarin de huurders betrokken waren bij een geschil over overlast en de ontbinding van hun huurovereenkomst met Stichting Woonborg, gevestigd te Vries. De huurders hebben in hun cassatieberoep klachten geuit over het oordeel van het hof, maar de Hoge Raad heeft deze klachten beoordeeld en geconcludeerd dat ze niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bepaald in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het beroep van de huurders verworpen en hen veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 857,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien niet binnen veertien dagen aan deze kosten is voldaan.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer22/01932
Datum23 juni 2023
ARREST
In de zaak van
1. [huurder 1],
wonende te [woonplaats],
2. [huurder 2],
wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
hierna: [de huurders],
advocaat: N.C. van Steijn,
tegen
STICHTING WOONBORG,
gevestigd te Vries,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: Woonborg,
advocaat: M.A.J.G. Janssen.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaak 8652291 CV EXPL 20-5023 van de rechtbank Noord-Nederland van 6 oktober 2020, 25 mei 2021 en 13 juli 2021;
b. het arrest in de zaak 200.298.826/01 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 1 maart 2022.
[de huurders] hebben tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
Woonborg heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal M.H. Wissink strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [de huurders] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt [de huurders] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Woonborg begroot op € 857,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [de huurders] niet binnen veertien dagen na heden hebben voldaan.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.H. Sieburgh, als voorzitter, S.J. Schaafsma en G.C. Makkink, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op
23 juni 2023.