ECLI:NL:HR:2024:1030

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 juli 2024
Publicatiedatum
4 juli 2024
Zaaknummer
22/02593
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof 's-Hertogenbosch inzake belastingaanslagen en naheffingsaanslagen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 juli 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door belanghebbende, [X], tegen de Staatssecretaris van Financiën. Het beroep in cassatie was gericht tegen een uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 8 juni 2022, waarin meerdere belastingzaken van belanghebbende aan de orde waren. Deze zaken betroffen onder andere een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premies volksverzekeringen voor het jaar 2007, alsook aanslagen in de inkomstenbelasting/premies volksverzekeringen voor de jaren 2008, 2009, 2011 en 2012. Daarnaast waren er naheffingsaanslagen in de omzetbelasting en boetebeschikkingen aan de orde.

Belanghebbende had zijn gronden van beroep tijdig ingediend, maar de Hoge Raad heeft geen acht geslagen op drie aanvullende geschriften die later zijn ingediend. De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend. Na het verstrijken van de termijn voor een conclusie van repliek heeft belanghebbende opnieuw twee geschriften ingediend, waarop de Hoge Raad eveneens geen acht heeft geslagen.

De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende beoordeeld, maar deze konden niet leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom de klachten niet tot een andere uitkomst leidden, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten en heeft het beroep in cassatie ongegrond verklaard.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer22/02593
Datum5 juli 2024
ARREST
in de zaak van
[X] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 8 juni 2022, nrs. 21/00459, 21/00461, 21/00464, 21/00465, 21/00467 tot en met 21/00470 en 21/00749 tot en met 21/00752 [1] , op het hoger beroep van belanghebbende tegen uitspraken van Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 17 februari 2021 (nrs. BRE 17/7179, BRE 17/7180, BRE 17/7300, BRE 17/7319, BRE 17/7320, BRE 18/755 tot en met BRE 18/757, BRE 19/2613, BRE 19/2615, BRE 19/2645 en BRE 19/2671) en 14 april 2021 (nrs. BRE 17/3678, BRE 17/3679, BRE 17/6188, BRE 17/6189, BRE 18/4804 en BRE 18/4805) betreffende de aan belanghebbende over het jaar 2007 opgelegde navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premies volksverzekeringen, de voor de jaren 2008, 2009, 2011 en 2012 aan belanghebbende opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting/premies volksverzekeringen, de voor de jaren 2008, 2011 en 2012 aan belanghebbende opgelegde aanslagen in de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet, de aan belanghebbende over de periode 1 januari 2007 tot en met 31 december 2007, de periode 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008, de periode 1 januari 2009 tot en met 31 december 2011 en de periode 1 januari 2012 tot en met 31 maart 2012 opgelegde naheffingsaanslagen in de omzetbelasting, de daarbij gegeven boetebeschikkingen en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.
Nadat belanghebbende binnen de daartoe gestelde termijn de gronden van het beroep in cassatie had ingediend, heeft belanghebbende nog drie geschriften ingediend. Op die drie geschriften slaat de Hoge Raad geen acht.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
Na het verstrijken van de termijn voor het indienen van een conclusie van repliek heeft belanghebbende twee geschriften ingediend. Daarop slaat de Hoge Raad geen acht.

2.Beoordeling van de klachten

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2024.