Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
10 september 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 september 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 13 juli 2023. De verdachte, geboren in 1998, was beschuldigd van medeplegen van voorbereiding van moord. Het hof had in zijn arrest vastgesteld dat de verdachte in de periode van 6 februari 2021 tot en met 4 maart 2021 te Amsterdam, samen met een ander, een peilbaken, een simkaart en een telefoon met GPS-tracker voorhanden had, met de bedoeling om moord te plegen op een specifiek slachtoffer. De advocaat-generaal D.J.C. Aben had geconcludeerd tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad oordeelde dat het hof toereikend had gemotiveerd waarom het medeplegen van voorbereiding van moord bewezen was. De Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het hof niet blijk gaf van een onjuiste rechtsopvatting en dat de bewijsvoering voldoende was onderbouwd. De Hoge Raad verwierp het cassatiemiddel en bevestigde de uitspraak van het hof, waarmee de vrijspraak in eerste aanleg werd gehandhaafd. Dit arrest heeft ook samenhang met andere zaken, genummerd 23/02882, 23/03754 en 23/03874.