Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
24 september 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 september 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant. De zaak betreft een klaagschrift van de klager, die in verband met verdenking van overtreding van de Opiumwet en witwassen, beslag had laten leggen op zijn camper, auto, leasecontract, administratie en meerdere iPhones. De rechtbank had in een eerdere beschikking geoordeeld dat niet was gebleken dat het strafvorderlijk belang de voortduring van het beslag vereiste. Het openbaar ministerie heeft hiertegen cassatie ingesteld.
De advocaat-generaal P.M. Frielink heeft geconcludeerd tot vernietiging van de beschikking van de rechtbank en terugwijzing van de zaak naar de rechtbank Oost-Brabant voor een herbeoordeling van het beklag. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de rechtspraak van de Hoge Raad en de motiveringsgebreken in de beschikking van de rechtbank in overweging genomen. De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank onvoldoende had gemotiveerd waarom het strafvorderlijk belang niet de voortduring van het beslag vereiste, mede gezien de argumenten die het openbaar ministerie had aangevoerd.
De Hoge Raad heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en de zaak terugverwezen naar de rechtbank Oost-Brabant, zodat deze opnieuw kan worden behandeld. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering door de rechtbank bij beslissingen over beslag in strafzaken.