ECLI:NL:HR:2024:1121

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 september 2024
Publicatiedatum
2 september 2024
Zaaknummer
23/04560
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen beschikking inzake beslag op goederen in verband met verdenking van witwassen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 september 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant. De zaak betreft een klaagschrift van de klager, die in verband met verdenking van overtreding van de Opiumwet en witwassen, beslag had laten leggen op zijn camper, auto, leasecontract, administratie en meerdere iPhones. De rechtbank had in een eerdere beschikking geoordeeld dat niet was gebleken dat het strafvorderlijk belang de voortduring van het beslag vereiste. Het openbaar ministerie heeft hiertegen cassatie ingesteld.

De advocaat-generaal P.M. Frielink heeft geconcludeerd tot vernietiging van de beschikking van de rechtbank en terugwijzing van de zaak naar de rechtbank Oost-Brabant voor een herbeoordeling van het beklag. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de rechtspraak van de Hoge Raad en de motiveringsgebreken in de beschikking van de rechtbank in overweging genomen. De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank onvoldoende had gemotiveerd waarom het strafvorderlijk belang niet de voortduring van het beslag vereiste, mede gezien de argumenten die het openbaar ministerie had aangevoerd.

De Hoge Raad heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en de zaak terugverwezen naar de rechtbank Oost-Brabant, zodat deze opnieuw kan worden behandeld. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering door de rechtbank bij beslissingen over beslag in strafzaken.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/04560 B
Datum24 september 2024
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 11 augustus 2023, nummer RK 23/012765, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
[klager] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994,
hierna: de klager.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door het openbaar ministerie. Het heeft bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De advocaat-generaal P.M. Frielink heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en terugwijzing van de zaak naar de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, teneinde op het bestaande beklag opnieuw te worden beoordeeld en afgedaan.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt over het oordeel van de rechtbank dat niet is gebleken dat het strafvorderlijk belang voortduring van het beslag vergt.
2.2
Het procesverloop, de door de klager en het openbaar ministerie ingenomen standpunten en het oordeel van de rechtbank zijn weergegeven in de conclusie van de advocaat-generaal onder 2.2 tot en met 2.6.
2.3
Gelet op de in de conclusie van de advocaat-generaal onder 3.3-3.5 genoemde rechtspraak van de Hoge Raad en het daarin onder 3.7 en 3.8 besproken motiveringsgebrek in de beschikking van de rechtbank, slaagt het cassatiemiddel in zoverre. Dat brengt mee dat bespreking van het restant van het cassatiemiddel niet nodig is.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de beschikking van de rechtbank;
- wijst de zaak terug naar de rechtbank Oost-Brabant, opdat de zaak opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.E.M. Röttgering en C.N. Dalebout, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
24 september 2024.