Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
30 januari 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 januari 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 12 juli 2021. De verdachte, geboren in 1987, had beroep ingesteld tegen de uitspraak van het hof. De advocaat J.J.J. van Rijsbergen heeft namens de verdachte een cassatiemiddel ingediend. De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de hoogte van de opgelegde gevangenisstraf, en heeft verzocht om vermindering daarvan naar de gebruikelijke maatstaf.
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, omdat het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht.
Bij de ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof heeft de Hoge Raad vastgesteld dat er meer dan twee jaar zijn verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep, wat leidt tot de conclusie dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, is overschreden. Dit heeft geleid tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van drie maanden.
In de beslissing heeft de Hoge Raad de uitspraak van het hof vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en deze verminderd naar twee maanden en drie weken. Het beroep is voor het overige verworpen.