Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
5.Beslissing
5 november 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 november 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 17 mei 2022. De verdachte, geboren in 1982, was in eerste aanleg vrijgesproken van witwassen van geldbedragen, maar het Openbaar Ministerie heeft cassatie ingesteld. De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof, maar enkel wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad heeft geen motivering hoeven geven voor zijn oordeel, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. Het tweede cassatiemiddel, dat zich richtte op de bewezenverklaring van het witwassen, faalde eveneens. De redenen hiervoor zijn opgenomen in de conclusie van de advocaat-generaal.
Bij de ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof heeft de Hoge Raad vastgesteld dat de redelijke termijn voor het cassatieberoep is overschreden, wat heeft geleid tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van 38 maanden naar 37 maanden. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd, maar enkel wat betreft de duur van de gevangenisstraf, en het beroep voor het overige verworpen.