ECLI:NL:HR:2024:1524

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 oktober 2024
Publicatiedatum
22 oktober 2024
Zaaknummer
23/03615
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag en wegmaken van lijk door 22-jarige vrouw met een mes

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 oktober 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 11 september 2023. De verdachte, een 22-jarige vrouw, werd beschuldigd van doodslag en het wegmaken van een lijk. De feiten van de zaak zijn schokkend: de verdachte, die zwanger was van de man met wie zij samenwoonde, heeft meerdere keren met een mes in de borst van het slachtoffer gestoken. Na de fatale daad heeft zij het lichaam van het slachtoffer begraven en dit gedurende bijna vier en een half jaar verborgen gehouden. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte over de uitspraak van het hof beoordeeld. De eerste klacht betrof de bewijsklacht met betrekking tot het wegmaken van het lijk, waarbij de verdachte het oogmerk had om de oorzaak van het overlijden te verhullen. De tweede klacht betrof de strafmotivering, waarbij de verdachte zich afvroeg of haar bekentenis een matigende werking op de opgelegde gevangenisstraf van 15 jaren zou moeten hebben. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/03615
Datum22 oktober 2024
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 11 september 2023, nummer 23-001785-22, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft G. Spong, advocaat in Amsterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.
De plaatsvervangend advocaat-generaal M.E. van Wees heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van de cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en F. Posthumus, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
22 oktober 2024.