ECLI:NL:HR:2024:158
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 februari 2024 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie van belanghebbende, die in beroep was gegaan tegen een uitspraak van de Rechtbank Amsterdam van 8 juni 2023. De zaak betreft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie, waarbij de Hoge Raad heeft vastgesteld dat het griffierecht niet is voldaan. De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende op 9 september 2023 gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor betaling. Deze brief werd echter teruggezonden wegens onbestelbaarheid. Na adresverificatie is het griffierecht opnieuw onder de aandacht van belanghebbende gebracht, maar er is geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te reageren op de niet-betaling. Hierdoor heeft de Hoge Raad, op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard.
De Hoge Raad heeft ook overwogen dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing is genomen door de vice-president en twee raadsheren, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum als de uitspraak.