Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
26 november 2024.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 13 oktober 2023 is gewezen. De verdachte, geboren in 1998, is beschuldigd van poging tot doodslag, waarbij hij een ander met een mes in de linkerborst, het hart en de linkerarm heeft gestoken. De verdediging heeft een beroep gedaan op noodweerexces, zoals geregeld in artikel 41, lid 2 van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad heeft het cassatiemiddel beoordeeld, dat was ingediend door de advocaat van de verdachte, C.F. Korvinus. De advocaat-generaal, A.E. Harteveld, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, omdat het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen op 26 november 2024.