2.1In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) In 1994 is de Stichting eigenaar geworden van het pand aan de [a-straat 1] (hierna: het pand) te [plaats], een rijksmonument. De economische eigendom is toen overgedragen aan [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1]). [betrokkene 1] is (mede)bestuurder van de Stichting.
(ii) In 1996 is het pand gesplitst in appartementsrechten en is de VvE opgericht. Bij notariële akte van 20 augustus 1997 (hierna: de splitsingsakte) zijn de splitsing en het splitsingsreglement gewijzigd. Het pand werd gesplitst in acht appartementsrechten: vier woningen ([a-straat 1a]: het souterrain en de begane grond, [a-straat 1b]: de eerste verdieping, [a-straat 1c]: de tweede verdieping en [a-straat 1d]: de derde verdieping en zolder) en vier bergingen.
(iii) [eisers]. zijn sinds 2012 appartementseigenaar van [a-straat 1c]. De Stichting is (inmiddels) eigenaar van de overige appartementen (hierna: [a-straat 1a], [a-straat 1b] en [a-straat 1d]). De voormalige eigenaar van [a-straat 1d] was [betrokkene 2] (hierna: [betrokkene 2]), toen ook voorzitter van de VvE. [betrokkene 2] heeft [a-straat 1d] tijdens de procedures in hoger beroep verkocht. In de VvE bezitten [eisers]. en de Stichting respectievelijk 16% en 84% van de stemrechten.
(iv) Tussen [eisers]. enerzijds en de VvE en de Stichting anderzijds zijn conflicten ontstaan, onder meer over i) de vraag of de vloer van het appartement van [eisers] voldoet aan daaraan te stellen eisen van geluidsisolatie, en ii) de wijze waarop de VvE een huurder van het appartement van [eisers]. heeft benaderd.
Ad i) de vloer van het appartement van [eisers]. (hierna ook: de vloer)
(v) De splitsingsakte bevat de volgende bepaling:
“Art. 17
1. Iedere eigenaar en gebruiker heeft het recht op uitsluitend gebruik van zijn privé gedeelte, mits hij aan de andere eigenaars en gebruikers geen onredelijke hinder toebrengt.
(…)
5. De eigenaren van de respectieve appartementsrechten zijn verplicht tot het aanbrengen en instandhouden van een deugdelijke isolatievloer in hun appartementsrecht(en) conform de daarvoor geldende eisen voorzover dat appartementsscheidende vloeren zijn en de appartementsrechten niet in één hand zijn. (…)”
(vi) Peutz B.V. (hierna: Peutz) heeft in opdracht van [betrokkene 1] een akoestisch onderzoek ingesteld naar de contactgeluidisolatie van de woningscheidende vloer tussen [a-straat 1c] en [a-straat 1b]. In haar rapport van 13 februari 2017 is vermeld dat de gemeten contactgeluidisolatie van de woningscheidende (vloer)constructie tussen [a-straat 1c] en [a-straat 1b] Lco = -5dB bedraagt, dat deze geluidisolatiewaarden min of meer overeenstemmen met hetgeen op basis van ervaring verwacht kan worden van de aangetroffen constructies en in die zin ook niet ongebruikelijk zijn in oude binnenstadspanden met houten vloerconstructies, maar dat uit oogpunt van akoestisch comfort dergelijke waarden wel reden zijn tot bezorgdheid omdat deze isolatie wordt beoordeeld als kwaliteitsklasse 5 (een laag kwaliteitsniveau), waarbij volgens NEN 1070 feitelijk geen bescherming wordt geboden tegen geluiden. Muziek, luide spraak, loopgeluiden en dergelijke zijn dan naar verwachting veelvuldig hinderlijk voor meer dan 50% van de personen.
(vii) Op de vergadering van de VvE van 11 april 2017 is een besluit genomen waarin namens de VvE [eisers]. wordt opgedragen om voor eind 2017 de woning van geluidisolatie te voorzien conform art. 17 lid 5 splitsingsakte. [eisers]. hebben niet op de voet van art. 5:130 BW vernietiging van dit besluit verzocht.
(viii) Vloerenhuis Amsterdam (hierna: Vloerenhuis) heeft op verzoek van [eisers]. de vloer van [a-straat 1c] geïnspecteerd en daarover bij brief van 27 september 2017 vermeld:
“Ik heb kunnen constateren dat uw parketvloer is gelegd op een solide geluiddempende tussenlaag welke op de zichtbare plaatsen netjes vrij ligt ten opzichte van de wand. Contactgeluid kan daardoor niet via uw parketvloer en de wanden naar uw benedenvloer doordringen. Het toegepaste ondervloersysteem geldt als één van de beste opties om traditioneel parket geluiddempend te installeren. Samen met de onderliggende Anhydriet ondervloer is een verbetering van de contactgeluidisolatie van uw zijde naar mijn mening niet mogelijk.”
(ix) Ook [A] Bouwtech (hierna: [A]) heeft op verzoek van [eisers]. de vloer onderzocht en daarover bij brief van 10 oktober 2017 geschreven:
“Gezien de traditionele opbouw van de constructievloer, de afwezigheid van isolatie in de totale opbouw hiervan en het star aangebrachte plafond zal deze constructie een zeer matige geluidisolatie hebben. (…) Aan de bovenkant van de constructie is de parketvloer op een goede manier aangebracht en heeft men een maximaal mogelijke reductie bereikt binnen de mogelijkheden ter plaatse. (…)
Een verbetering van de geluid isolerende waarden kan alleen bereikt worden door aan de onderkant van de constructie de nodige maatregelen te nemen.”
(x) In een verklaring van [A] van 18 januari 2019 staat:
“3. (…) Technisch is deze vloer prima in orde. Binnen de begrensde mogelijkheden ter plaatse is er in een deugdelijke vloer voorzien. Significante verbeteringen in de geluidreductie kunnen alleen gerealiseerd worden door aan de onderzijde van de constructievloer, lees plafondzijde van appartement [a-straat 1b], bij [betrokkene 1] de situatie te wijzigen.
4. Een mogelijke verbetering aan de bovenzijde van de vloer betreft alleen de plinten zogenaamd “zwevend” te plaatsen zoals aangegeven in onze rapportage van 10 oktober 2017. (…).”
(xi) In opdracht van [eisers]. heeft Vloerenhuis de plinten en afwerklijsten van de vloer van [a-straat 1c] gecontroleerd op contactgeluidisolatie en waar nodig vervangen. Bij brief van 22 januari 2019 heeft Vloerenhuis aan [eiser 1] geschreven:
“We hebben kunnen constateren dat de plinten geen contact maken ten opzichte van de parketvloer. De afwerklijsten zijn opnieuw geplaatst en waar nodig vervangen. Daardoor kunnen we ook met zekerheid stellen dat deze geen contact maken ten opzichte van de wanden of kozijnen en geluidsoverlast veroorzaakt door contactgeluiden van de parketvloer niet van toepassing zijn.”
Ad ii) de wijze waarop de VvE een huurder van het appartement van [eisers]. heeft benaderd.
(xii) De splitsingsakte bevat de volgende bepalingen:
“Het in gebruik geven door een eigenaar van zijn privé gedeelte aan een gebruiker
Artikel 24
1. Een eigenaar kan met inachtneming van het in artikel 26c bepaalde zijn privé gedeelte met inbegrip van de gemeenschappelijke gedeelten (…) aan een ander in gebruik geven, mits hij er voor zorgdraagt dat die ander het gebruik slechts verkrijgt na ondertekening van en afgifte aan het bestuur van een in tweevoud opgemaakte en gedagtekende verklaring dat hij de bepalingen van het reglement en het eventuele huishoudelijke reglement, alsmede eventuele regels als bedoeld in artikel 5:128 van het Burgerlijk Wetboek, voor zover die op een gebruiker betrekking hebben, zal naleven. (…)
Artikel 25
1. Het bestuur kan te allen tijde verlangen dat de gebruiker zich jegens de vereniging als borg verbindt voor de eigenaar, en wel voor de betaling van hetgeen laatstgenoemde ingevolge het reglement aan de vereniging schuldig is of zal worden. (…)
Artikel 26a
1. Een eigenaar behoeft de toestemming van het bestuur alvorens zijn privé gedeelte zelf en met de met name genoemde huisgenoten in gebruik te nemen of een tot dusverre niet tot zijn huisgenoten behorend persoon bij zich te doen inwonen.
2. Het verzoek om toestemming wordt door de eigenaar (…) schriftelijk aan het bestuur gedaan.
(…)
4. Weigering van de verzoeker of van de huisgenoten die hij heeft opgegeven, mag slechts plaatsvinden indien naar billijkheid van de overige bewoners niet mag worden verlangd dat zij de betrokkenen in hun midden opnemen.
5. Bij toepassing van de in het vierde lid aangegeven norm zal het bestuur in het bijzonder acht slaan op de solvabiliteit van de betrokkenen.
(…)
Artikel 26c
1. Indien een eigenaar zijn privé gedeelte aan een ander in gebruik wil geven, zal die ander het gebruik slechts kunnen verkrijgen voor zich en eventuele huisgenoten, na voorafgaande schriftelijke toestemming van het bestuur.
2. Het bepaalde in artikel 26a is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat het verzoek om toestemming door de eigenaar en de verzoeker gezamenlijk moet worden gedaan onder overlegging van de overeenkomst of andere titel waaraan de verzoeker zijn recht ontleent of zal ontlenen.”
(xiii) [eisers]. hebben hun appartement met ingang van 25 november 2018 verhuurd. Op 13 november 2018 heeft de huurder een gebruiksverklaring ondertekend, waarin staat dat zij de bepalingen van het splitsingsreglement zal naleven. [eisers]. hebben deze gebruikersverklaring aan de toenmalige beheerder van de VvE gezonden, waarna de beheerder de getekende gebruikersverklaring aan [eisers]. retour heeft gezonden.
(xiv) Bij e-mail van 26 november 2018 heeft de VvE de huurder gesommeerd om het gebruik van het appartement per direct te staken en gestaakt te houden totdat zij van het bestuur van de VvE de vereiste schriftelijke toestemming heeft ontvangen zoals bedoeld in art. 26c splitsingsreglement en binnen 24 uur te bevestigen dat zij aan deze sommatie zal voldoen, bij gebreke waarvan rechtsmaatregelen zullen worden getroffen. In de e-mail staat verder dat ‘los van het voorgaande’ het bestuur van de VvE wenst dat de huurder zich als borg zal verbinden voor de betaling van hetgeen [eisers]. ingevolge het splitsingsreglement aan de VvE schuldig zijn of zullen worden ingevolge art. 25 splitsingsreglement en dat als zij niet meewerkt het bestuur haar uit het appartement kan laten verwijderen. De sommatie eindigt met de mededeling dat het bestuur van de VvE graag op korte termijn een afspraak maakt met de huurder voor een kennismakingsgesprek teneinde te kunnen beoordelen of het bestuur de benodigde toestemming zal geven en om de borgstelling te bespreken.
(xv) Daarop is de huurovereenkomst tussen de huurder en [eisers]., op instigatie van de huurder, in onderling overleg beëindigd.